Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Zuiderzeemuseum/werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 september 2012
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY5411

Stichting Zuiderzeemuseum/werknemer

Uitleg garantieregeling zaterdagtoeslag CAO Verzelfstandigde Rijksmusea. Seizoensarbeider heeft formeel noch materieel doorlopende arbeidsovereenkomst met museum

Werknemer heeft vanaf 2003 steeds seizoensarbeid verricht voor (de rechtsvoorganger van) het Zuiderzeemuseum. In 2006 heeft tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaan van 30 maart tot en met 30 oktober. Met ingang van 1 maart 2007 is werknemer voor de duur van twee jaar bij het Zuiderzeemuseum in dienst getreden welke overeenkomst daarna voor onbepaalde tijd is voortgezet. Tot 1 juli 2006 hadden werknemers recht op een toeslag voor het werken op zaterdagen. Het recht op genoemde toeslag is per 1 juli 2006 afgeschaft, in verband waarmee in bijlage 7 van de CAO Verzelfstandigde Rijksmusea een garantieregeling zaterdagtoeslag is opgenomen. De centrale vraag is of werknemer recht heeft op deze garantieregeling bij zijn hernieuwde arbeidsovereenkomst in maart 2007. De kantonrechter oordeelde dat dit wel het geval is.

Het hof oordeelt als volgt. Al aanstonds moet worden geconstateerd dat de garantieregeling de inkomensgarantie in de vorm van een garantietoeslag alleen toekent aan een werknemer die voor 1 juli 2006 in dienst is bij de werkgever. De bewoordingen van de regeling bieden geen aanknopingspunt voor de door werknemer verdedigde uitleg dat de regeling zich ook uitstrekt tot de werknemer wiens voor 1 juli 2006 bestaand hebbende arbeidsovereenkomst is geëindigd en die vervolgens opnieuw in dienst treedt. De bewoordingen geven ook geen grond te oordelen dat werknemer in aanmerking komt voor een toeslag nu in aanmerking wordt genomen dat hij vanaf 1 april 2003 jaarlijks van het voorjaar tot het najaar in dienst van het Zuiderzeemuseum is geweest voordat hij met ingang van 1 maart 2007 voor de duur van twee jaar in dienst trad van het Zuiderzeemuseum, welk dienstverband vervolgens is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Niet alleen kan in formele zin niet worden gesproken van een voortdurend dienstverband maar evenmin van zodanig dienstverband in materiële zin, zoals de kantonrechter aannam. Vaststaat dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen die op 31 oktober 2006 is geëindigd en de arbeidsovereenkomst die zij met ingang van 1 maart 2007 zijn aangegaan afwijken voor wat betreft de periode waarvoor zij zijn aangegaan, de wekelijkse arbeidsduur, het uurloon en het recht op onregelmatigheidstoeslag.