Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 maart 2013
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5178
AABO Trading Company B.V./werknemer
AABO is een groothandel in dakbedekkingsmaterialen met veertien verkoopvestigingen in Nederland. Werknemer is op of omstreeks 1995 in dienst getreden van AABO als allround medewerker. Op de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding en relatiebeding van toepassing. In januari hebben partijen een beëindigingsovereenkomst opgesteld, waarin het concurrentiebeding expliciet is gehandhaafd. Per 1 maart 2012 is werknemer in dienst getreden van Dakned. Dakned is een handelsonderneming in dakmaterialen, isolatie, daktoebehoren en gereedschappen. Volgens werknemer kan de beëindigingsovereenkomst van 31 januari 2011 niet leiden tot toepasselijkheid van een concurrentie/relatiebeding, nu in de beëindigingsovereenkomst wordt verwezen naar de arbeidsovereenkomst van 1996, die werknemer niet heeft ondertekend (de handtekening zou nep zijn), en de tekst van bedoeld concurrentie- en relatiebeding niet in de beëindigingsovereenkomst is opgenomen of daarbij is gevoegd. Aldus is niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Voorts zou het concurrentiebeding zijn vervallen wegens het zwaarderdrukkencriterium.
Het hof oordeelt als volgt. Onder verwijzing naar de overgelegde rapportage van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau oordeelt het hof dat sprake is van een ondertekend concurrentiebeding in 1996. Het hof verwerpt voorts de stelling van werknemer dat zijn functie gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst zo ingrijpend is gewijzigd dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken, en om die reden opnieuw schriftelijk had moeten worden overeengekomen om zijn werking te blijven behouden. Tegenover de gemotiveerde betwisting door AABO dat sprake is geweest van een ingrijpende functiewijziging, heeft werknemer onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij thans zonder het concurrentiebeding veel ruimere mogelijkheden op de arbeidsmarkt zou hebben dan bij aanvang van zijn arbeidsovereenkomst bij AABO het geval was. Werknemer heeft vanaf zijn indiensttreding bij AABO een gevarieerd takenpakket gehad, dat in de praktijk min of meer hetzelfde is gebleven. Dat het concurrentiebeding voor werknemer als gevolg van een functiewijziging gedurende de looptijd van zijn arbeidsovereenkomst voor hem zwaarder is gaan drukken is derhalve niet aannemelijk geworden, zodat het concurrentie- en relatiebeding op die grond zijn werking niet heeft verloren.
Het hof ziet in de omstandigheden van het geval en de wederzijdse belangen van partijen evenwel aanleiding de werking van het hiervoor vermelde concurrentiebeding te schorsen na ommekomst van 1 jaar na het einde van de dienstbetrekking, derhalve per 1 maart 2012. Het hof kent hierbij enerzijds betekenis toe aan de omstandigheid dat werknemer in dienst is getreden bij een onderneming waarvan het hof aannemelijk acht dat het om een directe concurrent van AABO gaat. Daarnaast hecht het hof belang aan het feit dat werknemer gedurende zijn dienstverband – en ook daarna nog (in beperkte mate) tot omstreeks oktober 2011 – onbetwist toegang heeft gehad tot de bedrijfsgegevens van AABO en aan het feit dat werknemer tot driemaal toe zijn handtekening heeft gezet onder een document waarin hij werd gebonden aan een concurrentiebeding. Laatstelijk heeft hij dit gedaan bij het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst op 31 januari 2011. Verder slaat het hof acht op het feit dat werknemer ter onderbouwing van de onbillijke benadeling als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 BW niet meer heeft gesteld dan dat het concurrentiebeding hem belet in dienst te treden van Dakned. Naar het voorlopig oordeel van het hof leidt deze enkele beperking van de mogelijkheid van werknemer om arbeid in loondienst te verrichten van deze directe concurrent van AABO, zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet tot de conclusie dat sprake is van een benadeling die onbillijk is. Anderzijds weegt het hof in zijn beoordeling mee dat bedrijfsinformatie naar haar aard na verloop van tijd minder concurrentiegevoelig wordt, zodat het belang van AABO bij handhaving van het concurrentiebeding met het tijdsverloop navenant minder wordt. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die met zich brengen dat de bedrijfsinformatie van AABO ook na 1 maart 2012 nog in relevante mate concurrentiegevoelig is.