Naar boven ↑

Rechtspraak

Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg/werknemer
Rechtbank Midden-Nederland, 22 maart 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ6295

Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg/werknemer

Afwijzing ontbindingsverzoek wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Leger des Heils heeft onvoldoende aan re-integratieverplichtingen voldaan, hetgeen ook blijkt uit opgelegde loonsanctie

Werknemer is sinds 2007 in dienst van het Leger des Heils (hierna: LdH) als unit manager. Hij is sinds 20 november 2009 arbeidsongeschikt. LdH stelt thans dat perspectief op hervatting binnen 26 weken van eigen of aangepaste werkzaamheden ontbreekt en verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In het kader van de re-integratie hebben partijen zich gedurende lange tijd gericht op een alternatieve functie buiten het LdH. Sinds november 2010 heeft werknemer werkzaamheden verricht voor Philidelphia, een organisatie buiten het LdH. De mate waarin het werk bij Philidelphia werknemer belast, en mogelijk aan sollicitatie-activiteiten in de weg staat, is voor het LdH de aanleiding om medio augustus 2011 met werknemer af te spreken dat hij zijn passende werk beëindigt. In november 2011 heeft het UWV aan het LdH een loonsanctie opgelegd. Kernpunt in die beoordeling lijkt het oordeel van de verzekeringsarts te zijn dat er sprake is van een reële belastbaarheid en een met het oog op die belastbaarheid (te) beperkte inzet van het tweede spoor, dat tot uitdrukking komt in het feit dat te weinig met sollicitatieactiviteiten is gestart.

De re-integratie in het eerste spoor heeft slechts korte tijd geduurd en is pas zeer laat opgestart. De activiteiten die het LdH vanaf juni 2012 in dat kader aan de dag heeft gelegd zijn ook in omvang beperkt te noemen. Het LdH heeft werknemer niet (aantoonbaar) in aanmerking gebracht voor passende functies bij andere werkeenheden terwijl niet (overtuigend) gebleken is dat passend werk voor hem bij andere werkeenheden van het LdH niet beschikbaar was. De re-integratie in het tweede spoor, die reeds vroeg is ingezet, kenmerkt zich evenzeer door een te beperkte betrokkenheid van het LdH bij de externe oriëntatie van werknemer. Nu het LdH onvoldoende aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan, wordt het ontbindingsverzoek afgewezen.