Rechtspraak
Heineken Nederland Beheer/werknemers
Werknemers zijn allen als jurist werkzaam op de afdeling Juridische Zaken van Heineken. Bij indiensttreding hebben werknemers getekend voor een leaseautoregeling. In deze regeling staat een wijzigingsbeding opgenomen. In 2009 heeft Heineken de regeling aangescherpt en werknemers bericht dat zij op termijn de aanspraak op de leaseauto verliezen, omdat zij onvoldoende kilometers maken. Werknemers hebben gevorderd voor recht te verklaren dat het recht op gebruik van een leaseauto voor hen een tot hun functie behorende arbeidsvoorwaarde vormt, ongeacht het aantal te rijden zakelijke kilometers per jaar. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat, gelet op de inhoud van de arbeidsvoorwaardenvoorstellen en de aanstellingsbrieven en gelet op het handelen van Heineken na de aanstellingen van werknemers, een desgewenst ook privé te gebruiken leaseauto is toegekend ongeacht het aantal te rijden kilometers en ongeacht het in artikel 1 van de leaseautoregeling bepaalde althans dat werknemers daar in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van mochten uitgaan. De kantonrechter heeft voorts overwogen dat in het midden kan blijven of sprake is van een – via de leaseautoregeling – in de individuele arbeidsovereenkomsten doorwerkend eenzijdig wijzigingsbeding omdat de door Heineken voorgestane wijziging niet de toets van de artikelen 6:248, 6:258 en 7:613 BW kan doorstaan. Tegen dit oordeel keert Heineken zich in hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. Tijdens sollicitatiegesprekken werden de arbeidsvoorwaardenvoorstellen overhandigd, of deze werden nagezonden. In die voorstellen is het vakje ‘leaseauto’ met ‘ja’ ingevuld. Werknemers hebben vervolgens een aanstellingsbrief ontvangen waarin staat dat zij in aanmerking komen voor een leaseauto of voor de leaseautoregeling. Werknemers hebben – zo oordeelt het hof – beide stukken kunnen en mogen zien als een bevestiging van hetgeen zij al mondeling hadden vernomen, namelijk dat zij bij het aanvaarden van de dienstbetrekking de beschikking zouden krijgen over een leaseauto. In beide stukken worden geen nadere voorwaarden gesteld aan de toekenning van die leaseauto. Ook daarvan mochten en mogen werknemers dan ook uitgaan. Dit wordt niet anders omdat in het arbeidsvoorwaardenvoorstel is vermeld dat ‘aan deze berekening’ geen rechten kunnen worden ontleend, zoals Heineken heeft gesteld. Er was immers geen sprake van een berekening maar van het zonder nadere voorwaarden toekennen van een leaseauto. Dat partijen de bedoeling hadden overeen te komen dat werknemers de beschikking zouden krijgen over een leaseauto, onafhankelijk van het aantal door hen te rijden zakelijke kilometers, wordt bevestigd door de wijze waarop de arbeidsovereenkomst en met name de daarin opgenomen voorziening dat een leaseauto beschikbaar zou worden gesteld, is uitgevoerd. Werknemers kregen de beschikking over een leaseauto zonder dat aan hen werd gevraagd het aantal zakelijk gereden kilometers bij te houden.
Het wijzigingsbeding zoals in artikel 14 van de leaseautoregeling geformuleerd, geeft Heineken het recht de voorwaarden die gelden voor toegekende leaseauto’s en de criteria voor toekenning van leaseauto’s in de toekomst te wijzigen. Het wijzigingsbeding kan echter, gelet op de bij uitleg van de regeling in acht te nemen objectieve maatstaf, niet zo worden uitgelegd dat de ten aanzien van werknemers in het verleden genomen besluiten tot toekenning van een leaseauto met een beroep op dat beding ongedaan kunnen worden gemaakt. Daartoe bieden de inhoud van het beding en de formulering van de overige bepalingen geen ruimte, terwijl een dergelijk ingrijpend rechtsgevolg ook weinig aannemelijk mag worden geacht. De besluiten tot toekenning zijn genomen gedurende de totstandkoming van de arbeidsovereenkomsten, waarmee de toekenning van de leaseauto, zoals reeds overwogen, een individuele arbeidsvoorwaarde is geworden die losstaat van de voorwaarden zoals in de leaseautoregeling vermeld. Een wijziging van de voorwaarden voor toekenning in de leaseautoregeling regardeert werknemers dan ook niet, omdat deze weliswaar de grondslag voor in de toekomst (nieuw) toe te kennen leaseauto’s kan wijzigen maar niet de grondslag van een reeds toegekende leaseauto. Daaraan voegt het hof ten overvloede het volgende toe. Het beroep op artikel 7:613 BW faalt, aangezien Heineken onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarin de kostenbesparing van aanpassingen van de leasekostenregeling precies zit. Ook het beroep op artikel 7:611 faalt.