Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 3 juni 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1905
werknemer/Colortrade B.V., h.o.d.n Sunpoint Next Generation
Werknemer is sinds 2001 in dienst van Sunpoint als productiemedewerker. Na het faillissement is de arbeidsovereenkomst voortgezet door Colortrade B.V. Werknemer is op 14 juni 2011 volledig arbeidsongeschikt geraakt. Hij heeft alvleesklierkanker en zal binnen afzienbare tijd komen te overlijden. Op 11 december 2012 is werknemer op staande voet ontslagen wegens het te koop aanbieden van eigendommen van Sunpoint. Werknemer heeft zich op de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet beroepen. Thans verzoekt werknemer ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie. Sunpoint heeft een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend wegens (primair) een dringende reden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het feit dat tussen partijen de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in geschil is, heeft niet tot gevolg dat werknemer niet onvoorwaardelijk om ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan verzoeken. Die ontvankelijkheid brengt uiteraard niet met zich dat daarmee reeds een oordeel gegeven is over de juistheid van deze grondslag, in dit geval over de geldigheid van het ontslag op staande voet. Dat oordeel is uiteindelijk aan de rechter in een eventueel te voeren bodemprocedure. Anders dan Sunpoint stelt, heeft werknemer een verklaring gegeven over hoe hij aan de spullen is gekomen: hij mocht de spullen meenemen in het kader van de doorstart van de onderneming. De feiten die Sunpoint aan het primaire ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, zijn derhalve niet komen vast te staan. Gelet op de stelling van werknemer dat Sunpoint een ernstig verwijt treft vanwege het onterecht gegeven ontslag op staande voet en het verweer daartegen door Sunpoint, is het in het kader van deze procedure noodzakelijk om een oordeel te geven over de geldigheid van het ontslag op staande voet. De rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet staat of valt met de beantwoording van de vraag of X (de toenmalige directeur van Sunpoint) de spullen aan werknemer heeft gegeven. De mogelijkheid van bewijslevering heeft de kantonrechter ter zitting met partijen besproken zonder daarmee op de beoordeling van de zaak vooruit te willen lopen. Bijzondere omstandigheid in dit kader is dat werknemer ongeneeslijk ziek is en waarschijnlijk binnen afzienbare tijd zal komen te overlijden, zodat de kans niet denkbeeldig is dat hij een oordeel in een eventuele bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet niet meer zal meemaken. Namens hem is ter zitting door zijn echtgenote verklaard dat hij een groot belang heeft bij bewijslevering om op zijn sterfbed gezuiverd te zijn van het naar zijn mening onjuiste verwijt dat hij spullen van Sunpoint gestolen heeft. Van bewijslevering kan echter pas sprake zijn ten aanzien van feiten die niet als voldoende vaststaand aangemerkt kunnen worden. Bij de beoordeling van de mate waarin Sunpoint haar betwisting heeft gemotiveerd en feitelijk onderbouwd, is van belang dat op Sunpoint de stelplicht en bewijslast rust ter zake van de geldigheid van het ontslag op staande voet. Omdat niet is komen vast te staan dat X geen toestemming heeft gegeven aan werknemer om de spullen mee te nemen, is niet gebleken dat het ontslag op staande voet geldig is. Dit betekent dat Sunpoint verwijtbaar heeft gehandeld door werknemer op staande voet te ontslaan. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens een verstoorde arbeidsrelatie. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding dient acht geslagen te worden op het feit dat 14 juni a.s. werknemer twee jaar ziek is en de loondoorbetalingsverplichting van Sunpoint zal eindigen. Dit gegeven staat aan de onverminderde toepassing van de kantonrechtersformule in de weg. Er wordt een vergoeding toegekend van zes maandsalarissen (€ 15.588).