Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 14 mei 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3108
werkgever/werknemer
Werknemer is in 2008 in dienst getreden van werkgever als chauffeur. Op 26 april 2010 is werknemer aangehouden en later in voorlopige hechtenis gesteld op verdenking van een zedenmisdrijf, meermalen gepleegd. De ouders van een door werknemer vervoerde passagier, een verstandelijk gehandicapt minderjarig meisje, hebben ter zake aangifte gedaan. Werkgever heeft vanaf mei 2010 het loon gestaakt, omdat werknemer niet beschikbaar was voor de werkzaamheden. De strafkamer heeft in augustus 2010 de voorlopige hechtenis opgeheven. Werkgever heeft werknemer niet meer toegelaten tot de werkzaamheden. Werknemer heeft wedertewerkstelling en loon gevorderd. Het hof heeft de vordering toegewezen. Thans vordert werkgever herroeping wegens bedrog in het geding gepleegd. Werknemer heeft nagelaten bekend te maken dat zijn chauffeurspas op 2 mei 2011 is verlopen, waardoor hij niet mag werken. Dit is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt.
Het hof oordeelt als volgt. Werkgever is in ieder geval tot aan de arrestatie in bezit geweest van de chauffeurspas van werknemer. Werkgever had dus kunnen weten wanneer de pas zou verlopen. In zoverre is geen sprake van bedrog in het geding gepleegd. Nog afgezien daarvan mag worden aangenomen dat werkgever, die zich bedrijfsmatig bezighoudt met het vervoer van personen, van de door de wet vereiste vergunningen van haar chauffeurs een deugdelijke administratie bijhoudt.