Naar boven ↑

Rechtspraak

X/UWV
Centrale Raad van Beroep, 4 juni 2013
ECLI:NL:CRVB:2013:CA0789

X/UWV

Vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft maar wel in Nederland werkt, wordt op grond van artikel 3 lid 3 WW niet als werknemer beschouwd en komt derhalve geen beroep toe op de loongarantieregeling (artikel 61 e.v. WW). Centrale Raad van Beroep stelt HvJ EU prejudiciƫle vraag over verenigbaarheid van de artikelen 3 jo. 61 WW met Insolventierichtlijn

X bezit de Turkse nationaliteit en heeft vanaf 1988 in Nederland verbleven. In 2005 is een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd afgewezen. X heeft in Nederland – met onderbrekingen – vanaf 1997 werkzaamheden verricht. Per 3 januari 2005 is X in dienst getreden van werkgever. Ten behoeve van X is in ieder geval in het jaar 2007 premie ingevolge de Werkloosheidswet (WW) afgedragen. Werkgever heeft vanaf augustus 2007 nog slechts een gedeelte van het salaris uitbetaald en is op 22 januari 2008 failliet verklaard. X heeft een uitkering ingevolge de WW in verband met de betalingsonmacht van werkgever aangevraagd (artikel 61 WW). Bij besluit van 8 februari 2008 is de aanvraag afgewezen. Het bezwaar en beroep hiertegen is ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat X geen werknemer is, omdat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland houdt als bedoeld in de bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000, genoemd in artikel 3 lid 3 van de WW. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat het toepassingsbereik van Richtlijn 80/987/EEG van 20 oktober 1980, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/74/EG van 23 september 2002, thans Richtlijn 2008/94/EG (Insolventierichtlijn) zich niet uitstrekt tot onderdanen van derde landen die niet rechtmatig in Nederland verblijven. X heeft hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Allereerst is van belang dat X voldoet aan de voorwaarden die artikel 3 van de Insolventierichtlijn stelt. X heeft – hetgeen tussen partijen niet in geschil is – onvervulde loonaanspraken die voortvloeien uit zijn arbeidsovereenkomst en die betrekking hebben op het loon over de voor de relevante datum vallende periode. In de situatie van X rijst de vraag of de derdelander die geen rechtmatig verblijf in Nederland houdt in de zin van artikel 8 sub a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000, moet worden aangemerkt als werknemer in de zin van de Insolventierichtlijn. Brengt de grondslag van de Insolventierichtlijn, artikel 137 EG-Verdrag thans artikel 153 van het VWEU, met zich dat het toepassingsbereik van de Insolventierichtlijn zich niet uitstrekt tot onderdanen van derde landen die niet rechtmatig in Nederland verblijven, zoals het UWV heeft betoogd? De Insolventierichtlijn lijkt aan de lidstaten de bevoegdheid te laten om invulling te geven aan de term werknemer. In artikel 2 lid 2 van de Insolventierichtlijn is bepaald dat de richtlijn geen afbreuk doet aan het nationale recht met betrekking tot de definitie van – onder andere – de term werknemer. Aan de andere kant geeft de Insolventierichtlijn zelf geen duidelijkheid over de vraag of deze bevoegdheid zo ver strekt dat de nationale lidstaat daarmee derdelanders die geen rechtmatig verblijf houden in Nederland in de zin van hiervoor genoemde bepalingen, (categorisch) mag uitsluiten van honorering van onvervulde loonaanspraken. Bij beantwoording van de vraag is voorts mogelijk van belang dat de relatie tussen X en zijn werkgever naar Nederlands civiel recht als arbeidsovereenkomst heeft te gelden. X wordt uit dien hoofde civielrechtelijk als werknemer aangemerkt en heeft recht op loon. Bij het uitblijven van loonbetaling kan hij op grond van de arbeidsovereenkomst een vordering tot betaling van het loon bij de rechter instellen.

De Centrale Raad van Beroep ziet aanleiding de volgende prejudiciële vraag aan het HvJ EU stellen: ‘Moet, mede gelet op de in artikel 137, tweede lid, van het EG-Verdrag (thans artikel 153, tweede lid, van het VWEU) gelegen grondslag, de Insolventierichtlijn, in het bijzonder de artikelen 2, 3 en 4 van deze richtlijn, zo worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is een nationale regeling als artikel 3, derde lid en artikel 61 van de WW op grond waarvan niet als werknemer wordt beschouwd de vreemdeling die onderdaan van een derde land is en die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, ook in het geval als dat van X, die een insolventie-uitkering heeft aangevraagd, naar civielrecht als werknemer moet worden aangemerkt en aan de overige voorwaarden voor toekenning daarvan voldoet?’ Volgt aanhouding van de zaak.