Naar boven ↑

Rechtspraak

Capgemini Nederland B.V./werkneemster
Rechtbank Midden-Nederland, 5 juni 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:3398

Capgemini Nederland B.V./werkneemster

Arbeidsomvang van projectmanager is na twee jaar arbeidsongeschiktheid niet aangepast van 40 uur naar 8 uur. Werkneemster heeft hiermee niet ingestemd en van een rechtsgeldige eenzijdige wijziging is geen sprake

Werkneemster is sinds 1987 in dienst van (een rechtsvoorganger van) Capgemini. Laatstelijk is zij (fulltime) werkzaam geweest als projectmanager. Sinds 2007 is werkneemster in verband met een ernstige ziekte arbeidsongeschikt geworden. Werkneemster ontvangt sinds 2009 een WIA-uitkering. Haar arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80-100%. Zij wordt voor maximaal 10 uur per week geschikt geacht voor werk. De verwachting is dat de belastbaarheid in de toekomst zal toenemen. In 2009 heeft Capgemini de arbeidsduur aangepast naar 8 uur per week. Toen het eind 2011 niet mogelijk bleek geschikte werkzaamheden voor werkneemster voor 8 uur per week te vinden, hebben partijen de mogelijkheden besproken voor het starten van een extern mobiliteitstraject en een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden. Tijdens deze gesprekken bleek dat partijen van mening verschilden over de huidige omvang van de arbeidsovereenkomst (de bedongen arbeid). Partijen hebben de kantonrechter ex artikel 96 Rv de vraag voorgelegd of de huidige omvang van de arbeidsovereenkomst 8 uur per week bedraagt en dat de omstandigheid dat werkneemster thans eventueel geschikt zou zijn om gedurende meer uren arbeid te verrichten hier geen verandering in brengt (standpunt Capgemini), dan wel of de huidige omvang van de arbeidsovereenkomst 40 uur per week bedraagt (standpunt werkneemster).

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het meest verstrekkende standpunt van Capgemini is dat op basis van de feitelijke gang van zaken mag worden aangenomen dat de arbeidsovereenkomst in onderling overleg is aangepast van 40 uur naar 8 uur. Dit standpunt wordt niet gevolgd. De aan te leggen maatstaf is dezelfde als die bij de beoordeling van een beroep van een werkgever op instemming van de werknemer met beëindiging met wederzijds goedvinden van de arbeidsovereenkomst (vgl. HR 28 mei 1999, NJ 1999, 509 (over instemming met loonsverlaging) en HR 12 februari 2010, JAR 2010/71 (over verslechtering pensioenopbouw)). Een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van werkneemster is in dit geval niet aanwezig. Het standpunt dat met betrekking tot deze vraag de door het Gerechtshof Amsterdam (29 juni 2010, AR 2010-0596) geformuleerde norm van toepassing is, namelijk dat stilzwijgende omzetting van passende arbeid naar nieuw bedongen arbeid alleen kan plaatsvinden als een werknemer tijdens een ‘niet te korte periode arbeid verricht waarvan de aard en de omvang niet ter discussie staat’, is onjuist. Werkneemster bleef immers haar eigen arbeid verrichten (althans daar bleef het streven van partijen op gericht), alleen voor minder uren. De hier aan te leggen maatstaf brengt voorts mee dat Capgemini zich ervan had behoren te vergewissen dat werkneemster inderdaad met aanpassing van de arbeidsomvang wenste in te stemmen. Capgemini heeft niet gesteld dat zij aan deze onderzoeksplicht heeft voldaan. Capgemini had werkneemster dienen voor te lichten over de arbeidsrechtelijke en sociaalverzekeringsrechtelijke gevolgen van een dergelijke instemming. Ook de stellingen dat werkneemster heeft berust in de aanpassing van de arbeidsduur en dat sprake is geweest van een rechtsgeldige eenzijdige wijziging falen. Er is geen eenzijdig wijzigingsbeding ex artikel 7:613 BW overeengekomen en dat zou in dit geval niet van toepassing zijn, nu het een individuele wijziging betreft. Dat Capgemini op de voet van Stoof/Mammoet een voorstel tot wijziging heeft gedaan is niet aannemelijk. Ook als ervan wordt uitgegaan dat dit voorstel wel is gedaan, is geen sprake van een redelijk voorstel waar werkneemster op had hoeven in te gaan. Voor recht wordt verklaard dat de arbeidsomvang een duur heeft van 40 uur per week.