Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 20 augustus 2013
ECLI:NL:GHSHE:2013:3963
Verbruikersmarkten B.V./werknemer
Werknemer (22 jaar) is in de periode van 8 september 2008 tot en met 7 maart 2010 als hulpkracht (2 tot 12 uur per week) werkzaam geweest bij Verbruikersmarkten, in de functie van vulploegmedewerker. Hij verdiende gemiddeld € 270 bruto per maand. Werknemer vordert in deze procedure schadevergoeding ex artikel 7:658 BW, omdat hij tijdens de uitoefening van de werkzaamheden zou zijn gevallen (hij droeg handelswaar de winkel in, waardoor zijn zicht belemmerd was en is toen gevallen). Door deze val zou zijn hand zijn dubbelgeklapt, hetgeen tot (ernstig) polsletsel zou hebben geleid. Verbruikersmarkten betwist de oorzaak van het letsel. Pas vele maanden later zou werknemer voor het eerst hebben gesteld dat het letsel door een val op het werk zou zijn veroorzaakt. De vermeende getuigen van werknemer waren op de litigieuze dag niet werkzaam en kunnen derhalve niets hebben gezien.
Het hof oordeelt als volgt. Zonder een exacte datum van het beweerde ongeval aan te geven heeft werknemer gesteld dat hij enkele dagen vóór 29 oktober 2008, rond acht uur ’s avonds, op het werk tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden als vulploegmedewerker is gevallen, dat daarbij zijn pols is dubbelgeklapt en dat hij daarbij letsel aan zijn hand/pols (gebroken handwortelbeen) heeft opgelopen. Ook overigens geeft hij slechts in algemene bewoordingen aan wat hem is overkomen. Hij zou gelopen hebben met een doos met handelswaar, die zijn zicht belemmerde, en gestruikeld zijn over iets wat voor zijn voeten in het magazijn lag. Indien op grond van deze geenszins gedetailleerde stellingen ten aanzien van het ongeval en de daarbij volgens werknemer opgelopen schade al zou moeten worden aangenomen dat deze in het kader van artikel 7:658 lid 2 BW voldoende onderbouwd zijn, komt het, gelet op de gemotiveerde betwisting door Verbruikersmarkten, aan op bewijslevering door werknemer van zijn stelling dat hij schade heeft opgelopen in de uitvoering van zijn werkzaamheden. De door werknemer gestelde schade betreft een gebroken handwortelbeen met alle gevolgen van dien. Naar het oordeel van het hof vormen de getuigenverklaringen van de collega’s van werknemer geen voldoende aanvullend bewijs dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft, dat het de eigen verklaring van werknemer voldoende geloofwaardig maakt. Collega 1 heeft enkel het verhaal van werknemer gehoord (dus de auditu). Collega 2 heeft de val zelf niet gezien, maar werknemer later die avond wel met één hand zien werken. Dat is evenwel onvoldoende. Daarbij komt dat van de kant van Verbruikersmarkten tegenbewijs is aangedragen.