Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 13 augustus 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:2514
werknemer/African Management Company B.V.
African Management Company B.V. (‘Amsco’) maakt deel uit van een internationale organisatie die bij haar in dienst zijnde werknemers detacheert bij ondernemingen in ontwikkelingslanden in Afrika. Op basis van tussen partijen gesloten tijdelijke arbeidsovereenkomsten is werknemer aanvankelijk door Amsco tewerkgesteld in Mali en aansluitend in Kameroen. Amsco beëindigt de laatste arbeidsovereenkomst tussentijds, waarna werknemer een aantal vorderingen tegen Amsco instelt. De Kantonrechter Amsterdam heeft de vorderingen afgewezen. Daartegen keert werknemer zich in hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. Bij de beantwoording van de hier voorliggende vraag stelt het hof voorop dat beide partijen artikel 4.7.d van de arbeidsovereenkomst Kameroen waarnaar Amsco in haar brief van 30 augustus 2004 aan werknemer heeft verwezen, opvatten als een ontbindende voorwaarde. Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of Amsco er een beroep op heeft gedaan dat de arbeidsovereenkomst door het enkele intreden van deze voorwaarde van rechtswege is geëindigd of dat Amsco met haar brief de arbeidsovereenkomst met werknemer heeft opgezegd. Het onderscheid is van belang in verband met het in appel uitdrukkelijk gehandhaafde beroep van Amsco op verjaring van de vorderingen voor zover deze zijn gebaseerd op onregelmatig ontslag en kennelijk onredelijk ontslag wegens het verstrijken van de in artikel 7:683 lid 1 BW genoemde termijn van zes maanden. De inhoud van de brief in kwestie is niet geheel eenduidig doordat Amsco daarin enerzijds melding maakt van de hiervoor bedoelde ontbindende voorwaarde terwijl anderzijds de daarin opgenomen woorden ‘…mettre fin à votre Contrat de Travail…’ er onmiskenbaar op wijzen dat de brief ertoe strekt dat daarbij de arbeidsovereenkomst met werknemer wordt opgezegd. Naar het oordeel van het hof is in dit verband niet slechts bepalend hoe werknemer de inhoud van de brief heeft mogen opvatten maar vooral hoe hij deze daadwerkelijk heeft opgevat. In de inleidende dagvaarding stelt werknemer zelf onder 6 dat hij ‘de facto “op staande voet” is ontslagen’, onder 7 dat Amsco in de brief in kwestie heeft gesteld dat zij het contract met hem ‘moest beëindigen’ en onder 8 dat dit ontslag ‘sowieso onrechtmatig en schadeplichtig’ is. Overigens gaat ook de door werknemer overgelegde brief van 27 februari 2006 van zijn toenmalige Franse advocaat ervan uit dat Amsco de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft beëindigd door middel van haar brief van 30 augustus 2004. Reeds tegen de achtergrond van dit een en ander kan het later in de procedure ontwikkelde betoog van werknemer voor zover dat inhoudt dat Amsco de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd geen stand houden. Werknemer heeft zijn op onregelmatig en kennelijk onredelijk ontslag gebaseerde vorderingen niet ingesteld binnen de in artikel 7:683 lid 1 BW genoemde termijn van zes maanden, zodat het door Amsco gedane beroep op verjaring slaagt. Er staat geen bepaling van Kameroens recht aan dit beroep op verjaring in de weg.