Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting De Terebint c.s./werknemer
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 20 december 2013
ECLI:NL:RBOVE:2013:3377

Stichting De Terebint c.s./werknemer

Uitlatingen voormalig werknemer over christelijke leefgemeenschap De Terebint in EO-programma De Vijfde Dag zijn niet onrechtmatig. Arbeidsovereenkomst is nooit ondertekend, zodat bestaan geheimhoudingsbeding niet aannemelijk is

De Terebint is een christelijke leefgemeenschap, die hulp biedt aan mensen met persoonlijke kwesties en levensproblemen. Werknemer is van 2009-2012 pleegouder geweest in gezinshuis ‘De Loot’, dat onderdeel uitmaakt van De Terebint en waar pleegkinderen werden opgenomen. In dat verband heeft in dezelfde periode tussen De Terebint en werknemer een arbeidsrelatie bestaan. Werknemer heeft zijn medewerking verleend aan een reportage van het EO-programma De Vijfde Dag. De Terebint verzoekt werknemer te verbieden zich op smadelijke, lasterlijke dan wel beledigende wijze uit te laten over De Terebint en werknemer te gebieden binnen drie dagen een rectificatie openbaar te maken aan diverse media. Voorts wordt betaling van een bedrag van € 75.000 gevorderd, als voorschot op een toe te kennen schadevergoeding. Er is volgens De Terebint sprake van het opzettelijk aantasten van de eer en goede naam van De Terebint door verspreiding van onjuistheden via de media.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. In deze zaak gaat het om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van werknemer het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van De Terebint het recht op eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Zoals de Hoge Raad in rechtsoverweging 5.11 van het Paroolarrest (HR 6 januari 1995, NJ 1995/422) heeft geoordeeld, komt bij deze afweging niet in beginsel voorrang toe aan het door artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Bij de afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval kunnen de door de Hoge Raad in zijn arrest van 24 juni 1983, NJ 1984/801 geformuleerde criteria tot uitgangspunt dienen (zoals bevestigd in HR 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1031).

Geoordeeld wordt dat geen sprake is van onrechtmatige gedragingen van werknemer. De Terebint heeft gesteld dat werknemer ‘grove verwoordingen’ heeft gebruikt, ‘schokkende insinuaties’ heeft gedaan die ‘op leugens berusten’, dat werknemer De Terebint heeft ‘geschandaliseerd’ en dat hij niet door kan gaan met ‘zijn lastercampagne’. Dit zijn zware termen voor de uitlatingen zoals gedaan in De Vijfde Dag, die, in de woorden van werknemer, hooguit als kritisch zijn aan te merken. Het had dan ook op de weg van De Terebint gelegen om haar stellingen op dit punt voldoende aannemelijk te maken.

Voor zover schadevergoeding wordt gevorderd uit hoofde van overtreding van het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst wordt het volgende overwogen. Door De Terebint is een arbeidsovereenkomst overgelegd die niet is ondertekend. Volgens werknemer is deze arbeidsovereenkomst nooit door hem ondertekend, aangezien hij het niet eens was met de gang van zaken op De Loot en met de inhoud van deze overeenkomst. De Terebint heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er tussen haar en werknemer een geheimhoudingsbeding is overeengekomen. De stellingen van De Terebint dat het geheimhoudingsbeding toch geldt omdat werknemer daartegen niet geprotesteerd heeft dan wel omdat werknemer naar het beding gehandeld heeft, zijn onbegrijpelijk. Volgt afwijzing van de vorderingen.