Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Pensioenfonds Metalektro/werkgever
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 27 augustus 2013
ECLI:NL:GHAMS:2013:2684

Stichting Pensioenfonds Metalektro/werkgever

Werkgever heeft onvoldoende belang te vorderen dat Stichting Pensioenfonds Metalektro dekkingsgraadopslag in mindering brengt op overdrachtswaarden ter inkoop van pensioenen voor werknemers. Mogelijke boete-oplegging door DNB onvoldoende geconcretiseerd

(Zie ook AR 2013-1028.) Werkgever is bij het tussenarrest in de gelegenheid gesteld haar belang nader toe te lichten bij de laatste door haar ingestelde vordering, inhoudende dat voor recht wordt verklaard dat het korten van de overdrachtswaarde met de dekkingsgraadopslag in strijd is met de Pensioenwet (PW), dan wel de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW).

Het hof oordeelt als volgt. Werkgever heeft betoogd dat, voor zover de overeenkomst met PME meebrengt dat PME de dekkingsgraadopslag in mindering mocht brengen op de overdrachtswaarden, sprake is van een nietig beding volgens de PW dan wel de PSW en dat dit betekent dat PME de (van de vorige pensioenuitvoerders ontvangen) overdrachtswaarden alsnog geheel moet aanwenden voor de inkoop van pensioenen voor de desbetreffende deelnemers. Als dit al het gevolg zou zijn van de nietigheid van dit onderdeel van de overeenkomst tussen partijen (waarbij werkgever klaarblijkelijk veronderstelt dat zij dan geen vergoeding aan PME behoeft te betalen voor de dienovereenkomstige verhoging van de pensioenaanspraken van de werknemers, hetgeen niet voor de hand ligt omdat aan werkgever nimmer is toegezegd dat geen dekkingsgraadopslag behoefde te worden betaald), is daarmee het belang van werkgever bij een verklaring voor recht dat sprake is van een met de PW dan wel de PSW strijdig beding nog niet gegeven. Doordat PME niet het gehele bedrag van de overdrachtswaarden voor de inkoop van pensioenaanspraken heeft aangewend, maar daarop een bedrag voor dekkingsgraadopslag in mindering heeft gebracht, is werkgever immers zelf niet in enig belang geschaad. Bij de inkoop van pensioenaanspraken zijn namelijk uitsluitend de belangen van de werknemers van werkgever in het geding. Zoals het hof reeds in het tussenarrest heeft overwogen, treedt werkgever niet namens haar werknemers op en is voorts niet gebleken dat zij gemachtigd is ten behoeve van hen op te treden. Haar belang bij de verklaring voor recht heeft werkgever evenmin voldoende aannemelijk gemaakt met het betoog dat zij door De Nederlandsche Bank kan worden beboet omdat zij een deel van de pensioentoezegging aan haar werknemers niet heeft ondergebracht bij een pensioenuitvoerder en dat zij daarmee in strijd handelt met haar onderbrengingsplicht als bedoeld in artikel 2 PSW en artikel 23 PW dan wel dat haar werknemers haar tot betaling kunnen aanspreken van het verschil tussen het pensioen waarop zij volgens de pensioentoezegging van werkgever recht hebben en hun actuele pensioen. Werkgever heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd of onderbouwd dat zij aan haar werknemers toezeggingen heeft gedaan tot hogere pensioenen dan die welke door PME zijn geoffreerd en gerealiseerd. Op grond van het voorgaande moet de conclusie zijn dat werkgever geen voldoende belang heeft bij de door haar als laatste gevorderde verklaring voor recht.