Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 18 december 2013
ECLI:NL:RBMNE:2013:7655
werkneemster/werkgever
Werkneemster (62 jaar) is sinds 1996 in dienst als verkoopster van een winkel waar decoraties voor in huis worden verkocht. Als gevolg van een dalende omzet is in juli 2012 de vestiging in Bilthoven gesloten en in mei 2013 de vestiging in De Meern, waar werkneemster werkzaam was. Na verkregen toestemming is de arbeidsovereenkomst van werkneemster tegen 1 september 2012 opgezegd. In de onderhavige procedure stelt werkneemster dat de wederindiensttredingsvoorwaarde is geschonden, omdat werkgeefster een oproepkracht in dienst heeft genomen. Subsidiair stelt zij dat de opzegging kennelijk onredelijk is.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Van schending van de wederindiensttredingsvoorwaarde is geen sprake. De oproepkracht verrichte weliswaar dezelfde soort werkzaamheden, namelijk die van verkoopster, maar deze werkzaamheden betroffen een zeer beperkt aantal uren op wisselende tijdstippen. Niet betwist is dat het de bedoeling was om het winkelpand in De Meern op 1 september 2012 te sluiten. Echter, toen bleek dat er geen vervangende huurder beschikbaar was, heeft werkgeefster besloten om de winkel nog enige tijd open te houden teneinde de kosten te drukken. In dat kader is de oproepkracht ook na 1 september 2012 een aantal malen ingezet. Het ging daarbij om ongeveer 20 uur per maand.
Wel is de opzegging kennelijk onredelijk op grond van het gevolgencriterium. In de eerste plaats had werkgeefster de mogelijkheid om werkneemster gedurende de periode september-december 2012 nog enige tijd in te schakelen. Zij had er immers voor kunnen kiezen om werkneemster de werkzaamheden aan te bieden die door de oproepkracht zijn verricht. In de tweede plaats is van belang dat werkneemster ten tijde van het ontslag bijna 62 jaar oud was en dat sprake was van een langdurig dienstverband. In de derde plaats is van belang dat werkgeefster onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie. De overgelegde financiële stukken zijn zeer summier en bovendien onvolledig, aangezien er een pagina ontbreekt. Tevens moet worden vastgesteld dat de loonstroken van de oproepkracht waar ter comparitie om verzocht is, niet volledig zijn overgelegd, aangezien er twee maanden ontbreken. Het niet geven van transparantie over de feitelijke situatie in dit stadium van de procedure weegt mee in de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. De schadevergoeding wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1.000: het bedrag dat werkneemster had kunnen verdienen als zij tot 31 december 2012 de oproepwerkzaamheden had kunnen verrichten.