Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/X Nederland B.V.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 18 maart 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:773

werknemer/X Nederland B.V.

Demotie. Beding in de arbeidsovereenkomst waarbij de werkgever zich het recht tot wijziging van de functie-inhoud voorbehoudt, kwalificeert niet als een algemeen artikel 613-beding zodat een demotie aan artikel 7:611 BW getoetst moet worden. Afbouwregeling van € 3.700 naar € 3.200 in 12 maanden is in casu in strijd met het goed werkgeverschap.

Werknemer is sinds 1 november 1995 werkzaam bij een bedrijf in montage- en bevestigingsmateriaal, sinds 2002 als districtsleider van een aantal vertegenwoordigers. Op 6 februari 2013 heeft een gesprek tussen de directeur van werkgever en werknemer plaatsgevonden. Daarbij heeft werkgever aangegeven dat hij ontevreden is over het functioneren van werknemer en medegedeeld dat hij in de functie van vertegenwoordiger verder zou moeten gaan. Het garantiesalaris wordt over een periode van een jaar afgebouwd van € 3.900 naar € 3.200. Werknemer heeft zich tegen deze demotie verzet. Nadien zijn opnieuw gesprekken gevoerd over met name de afbouw van het salaris. In mei 2013 vordert werknemer wedertewerkstelling in zijn eigen functie. Volgens de kantonrechter mocht werkgever in de gegeven omstandigheden tot een wijziging van de functie overgaan.

Het hof oordeelt als volgt. Naar het voorlopig oordeel van het hof kan uit de tekst van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen wijzigingsbeding niet worden opgemaakt dat een demotie als thans aan de orde (van districtsleider tot vertegenwoordiger) door de werking van dat beding wordt bestreken. Vooralsnog dient ervan te worden uitgegaan dat het beding ziet op de eigen werkzaamheden (wijziging van de functie-inhoud) die al dan niet in ietwat andere vorm elders dienen te worden verricht dan wel dat het gaat om herschikking van taken binnen de organisatie, waarbij die taken op gelijk niveau als voorheen worden verricht. Voor de stelling dat hieronder ook een demotie in functie kan worden geschaard met navenant een (aanzienlijke) verlaging van de beloning ziet het hof gelet op de thans gehanteerde tekst in de arbeidsovereenkomst vooralsnog geen aanknopingspunten. Dit betekent dat niet de maatstaf als bedoeld in artikel 7:613 BW van toepassing is maar die als bedoeld in artikel 7:611 BW.

Werknemer heeft betoogd dat de beslissing om hem te degraderen van districtsleider naar vertegenwoordiger onder de gegeven omstandigheden niet is aan te merken als een redelijk voorstel in de zin van artikel 7:611 BW. Daarbij gaat werknemer naar het voorlopig oordeel van het hof echter ten onrechte voorbij aan de inhoud van het door hem voor akkoord ondertekende gespreksverslag van 1 maart 2013. In dat verslag staat uitdrukkelijk vermeld dat werknemer zich neerlegt bij de betreffende beslissing van werkgever tot functiewijziging (‘niet als doel om de functiewijziging aan te vechten’) en dat nog slechts over de salariële gevolgen zal moeten worden gesproken. De door werkgever voorgestelde afbouw van het salaris binnen één jaar na de betreffende demotie acht het hof voorshands niet (geheel) redelijk. Meer in het bijzonder betreft het hier de aanzienlijke terugval in salaris in maart 2014 van € 3.700 naar € 3.200. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de demotie voor werknemer onverwacht kwam, zodat hij zich daar (ook in financiële zin) niet op heeft kunnen voorbereiden. Werkgever kan worden verweten dat zij in de periode voorafgaand aan de demotie op onvoldoende duidelijke wijze met werknemer heeft gecommuniceerd over de eventuele gevolgen van (zoals werkgever het niet onbegrijpelijk ziet) het min of meer disfunctioneren van werknemer in zijn functie als bedrijfsleider, waardoor werknemer zich ook niet in financiële zin heeft kunnen voorbereiden op het werken in een lagere functie. Dat maakt naar het voorlopig oordeel van het hof dat de afbouwregeling van het salaris als voorgesteld door werkgever in onvoldoende mate rekening houdt met deze aspecten. Het hof zal daarom in aansluiting op de schriftelijke toezegging van werkgever met betrekking tot de afbouw van het salaris een voorziening treffen in die zin dat de afbouw van het salaris per maart 2014 niet volledig zal zijn voltooid, maar dat werknemer nog gedurende één jaar na 1 maart 2014 aanspraak kan maken op een salaris van € 3.450 om eerst dan terug te vallen op het salaris van een vertegenwoordiger onder gelijkluidende afspraken met betrekking tot de evaluatie als verwoord door werkgever in haar brief van 6 maart 2013.