Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Brezan Zuidwest B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12 maart 2014
ECLI:NL:RBZWB:2014:2496

werknemer/Brezan Zuidwest B.V.

Na opzegging arbeidsovereenkomst wordt werknemer op staande voet ontslagen. Toewijzing gefixeerde schadevergoeding. Vordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag is gebaseerd op gronden eerste opzegging en daardoor verjaard. Schade is bovendien al vergoed met gefixeerde schadevergoeding.

Werknemer is sinds 1977 in dienst van (een rechtsvoorganger van) Brezan als bedrijfsleider. Na verkregen toestemming van het UWV – volgens het UWV heeft Brezan de aangevoerde ontslagreden ‘verwijtbaar handelen of nalaten’ voldoende aangetoond – is de arbeidsovereenkomst op 31 mei 2012 met ingang van 1 september 2012 opgezegd. Op 8 juni 2012 is werknemer op staande voet ontslagen. Op 27 juni 2012 heeft werknemer zich beroepen op de vernietigbaarheid van dat ontslag. Een vordering in kort geding van werknemer tot doorbetaling van het loon na dit ontslag en betaling van de gefixeerde schadevergoeding is afgewezen bij vonnis van de kantonrechter van 3 september 2012. Thans vordert werknemer gefixeerde schadevergoeding en schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verweer van Brezan dat de vorderingen van werknemer zijn verjaard, wordt verworpen. De rechtsvorderingen verjaren na verloop van zes maanden. Deze termijn begon met het ontslag op staande voet op 8 juni 2012. De lopende verjaring werd gestuit op 7 december 2012 door betekening aan Brezan van de brief van de gemachtigde van werknemer waarin ondubbelzinnig zijn recht werd voorbehouden op de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatigheid van het ontslag en op de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag op 8 juni 2012. Uit de ontslagbrief volgt dat het ontslag wordt gebaseerd op het niet communiceren door werknemer van zijn afwezigheid op het werk (ontslaggrond a) het doen van onjuiste/onware verklaringen voor die afwezigheid (ontslaggrond b) en het niet vooraf vragen van verlof voor privéaangelegenheden (ontslaggrond c). Geoordeeld wordt dat deze gronden onvoldoende zijn om het ontslag op staande voet te kunnen dragen. Omtrent de afwezigheid op 31 mei 2012 wordt geoordeeld dat werknemer die dag tijdens zijn lunch thuis kennis nam van de toestemming van UWV WERKbedrijf voor opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. Van Brezan mocht onder deze omstandigheden worden verwacht meer begrip op te brengen voor het feit dat werknemer na kennisneming van de beslissing van het UWV WERKbedrijf enige tijd – kennelijk tot 15:36 uur – onvindbaar was zonder dat hij iets van zich liet horen. Het gestelde in de ontslagbrief dat werknemer ‘simpelweg’ is weggegaan van zijn werk voor privéaangelegenheden doet onvoldoende recht aan de omstandigheden waaronder dit gebeurde.

Wat werknemer uitgebreid aanvoert om te betogen dat het ontslag op 8 juni 2012 kennelijk onredelijk is, is voor een groot deel gericht tegen de gronden van Brezans verzoek aan UWV WERKbedrijf om toestemming de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Die toestemming was de grond voor de opzegging bij brief van 31 mei 2012. Het komt er dan ook op neer dat werknemer feitelijk een beroep doet op de kennelijke onredelijkheid van het op 31 mei 2012 verleende ontslag. De kantonrechter kan die kennelijke onredelijkheid niet beoordelen omdat het beroep op verjaring van een rechtsvordering wegens kennelijke onredelijkheid van dat ontslag wel hout snijdt. De stuiting van de rechtsvordering is pas gedaan op 7 december 2012, dat wil zeggen na voltooiing van de verjaringstermijn. Indien wordt aangenomen dat het op 8 juni 2012 verleende ontslag kennelijk onredelijk is, volgt daaruit de verplichting van Brezan tot vergoeding van schade. Datzelfde ontslag heeft al geleid tot een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag. Werknemer motiveert niet dat de schade als gevolg van een kennelijk onredelijk ontslag op 8 juni 2012 over de periode van 8 juni tot en met 30 september 2012 meer bedraagt dan de gefixeerde schadevergoeding. Als het ontslag van 8 juli 2012 kennelijk onredelijk wordt geoordeeld, leidt dat derhalve niet tot een schadevergoeding die de gefixeerde schadevergoeding overtreft.