Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 22 juli 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:2215
werkneemster/Autoverhuur Limburg X BV
(Eindarrest van AR 2013-0892.) Werkneemster (28 jaar) is sinds 2008 in dienst van AVL in de functie van taxichauffeuse. AVL is een middelgroot vervoersbedrijf dat personenvervoer ‘op maat’ verzorgt in Limburg. Op 21 oktober 2008 heeft werkneemster een ongeval met de taxibus gekregen (frontale botsing met een tegemoetkomende auto). Werkneemster is sinds het ongeval arbeidsongeschikt. Zij is per 16 november 2008 tijdens haar proeftijd ontslagen. De WAM-verzekeraar van de andere bestuurder heeft niet uitgekeerd. Werkneemster heeft zich op het standpunt gesteld dat op AVL, als goed werkgeefster, de verplichting rustte werkneemster adequaat te verzekeren tegen het risico van verkeersongevallen. Aangezien AVL niet dan wel onvoldoende aan deze verplichting heeft voldaan, dient zij de schade die werkneemster als gevolg van deze tekortkoming heeft geleden te vergoeden. AVL stelt zich op het standpunt dat werkneemster de schade heeft geleden in privétijd, althans een privérit. Het debat spitst zich toe op de feitelijke discussie waar werkneemster op 21 oktober 2008 feitelijk woonachtzaam was. Volgens de cao is namelijk de rit tussen werk en thuis indien de auto wordt meegenomen tussen twee klussen in, te beschouwen als ‘diensttijd’ en daarmee op één lijn te stellen met ‘in de uitoefening van de werkzaamheden’. Bij tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat in casu sprake is van ‘werkverkeer’, omdat werkneemster tussen twee ritten door naar huis reed. De werkgever diende derhalve een ‘behoorlijke verzekering’ af te sluiten. Teneinde vast te kunnen stellen of AVL is tekortgeschoten in haar verplichting zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering als hiervoor bedoeld dient AVL het hof duidelijkheid te verschaffen over de vraag of in 2008 een verzekering was afgesloten waaronder werkneemster was verzekerd.
Het hof oordeelt thans als volgt. AVL heeft twee verzekeringen afgesloten, (a) een motorrijtuigverzekering en (b) een collectieve ongevallenverzekering. De eerste verzekering keert alleen uit bij blijvende invaliditeit. De tweede verzekering heeft dekking geboden voor maximaal € 581,40. Gesteld en niet betwist is, dat met die uitkering bij lange na niet de schade is gedekt die door werkneemster is geleden en/of die zij zal lijden. Vraag is of AVL met het afsluiten van die verzekeringen heeft voldaan aan haar verplichting als werkgever om voor een behoorlijke verzekering voor werkneemster zorg te dragen (vgl. HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD7480). Naar het oordeel van het hof had AVL een Schade Verzekering Inzittenden (SVI) moeten afsluiten. Het feit dat in de CAO Taxivervoer is bepaald dat de werkgever verplicht is om een collectieve ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer af te sluiten, brengt naar het oordeel van het hof geenszins mee dat de zorgplicht van de werkgever, AVL, daartoe dan ook beperkt is. Het hof is dan ook van oordeel dat AVL niet heeft voldaan aan haar verplichting als werkgever om voor een behoorlijke verzekering voor werkneemster zorg te dragen. De twee afgesloten ongevallenverzekeringen, die alleen uitkeren in geval van blijvende invaliditeit of overlijden, acht het hof te beperkt.