Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 11 november 2014
ECLI:NL:GHSHE:2014:4664
werknemer/Stichting Phoenix
Phoenix detacheert mensen met een uitkering met als doel hun positie op de reguliere arbeidsmarkt te versterken. Werknemer was sedert 8 september 2009 bij Phoenix in dienst voor de bepaalde duur van zes maanden gedurende 26 uur per week. Volgens werknemer is hem een arbeidsongeval overkomen doordat een collega de laadklep van de vrachtauto heeft laten zakken, terwijl hij met een steekkar achteruit liep en daardoor een val heeft gemaakt. Volgens Phoenix kreeg werknemer een telefoontje met het bericht dat hij vader was geworden, waarna hij uit de wagen is gevallen. Werknemer heeft gewoon doorgewerkt. Volgens Phoenix is er geen schade in de uitoefening van de werkzaamheden geleden. De kantonrechter heeft werknemer niet-ontvankelijk verklaard wegens het gebrek aan belang.
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer heeft naar het oordeel van het hof een belang in de zin van artikel 3:303 BW bij de door hem gevorderde verklaring voor recht, daarin bestaande dat rechtens wordt vastgesteld dat Phoenix jegens werknemer aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden en zal lijden. Voldoende is dat werknemer heeft gesteld dat er in elk geval enige schade is. De gevorderde verklaring voor recht brengt gezien de stellingen van partijen mee dat, gezien het beroep van werknemer op artikel 7:658 lid 2 BW, (ook) in het kader van de gevorderde verklaring voor recht (onder meer) onderzocht zal moeten worden of sprake is van door werknemer geleden schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden, en/of Phoenix aan haar zorgplicht als werkgever heeft voldaan en/of de schade van werknemer in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewust roekeloosheid van werknemer. Werknemer heeft zijn belang, dat aldus eerst de aansprakelijkheid wordt beoordeeld, waarna mogelijk een tweede procedure omtrent de (omvang van de) schade voorkomen kan worden indien partijen in der minne tot een oplossing kunnen komen, voldoende aangetoond. Dit belang is gerechtvaardigd en voldoende concreet en is te beschouwen als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in NJ 1952/29 (vgl. de aanvullende conclusie van A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent bij ECLI:NL:HR:2012:BU5630). Dit uitgangspunt sluit ook aan bij de ratio van de regeling ter zake rechtspleging in deelgeschillen bij letsel- en overlijdensschade (art. 1019w e.v. Rv). Phoenix heeft gesteld dat het niet waarschijnlijk is dat partijen een minnelijke regeling zullen bereiken, maar dat valt in dit stadium niet te beoordelen. Phoenix heeft overigens niets omtrent haar belangen gesteld. De kantonrechter heeft werknemer aldus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het hof verwijst terug naar de kantonrechter. Ingevolge HR 11 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0857 (zie ook HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:97) kan met de uitzonderingen (de gevallen waarin de appelrechter een uitspraak van de rechter in eerste aanleg vernietigt waarbij deze zich onbevoegd heeft verklaard van het geschil kennis te nemen, hetzij wegens ontbreken van rechtsmacht van de Nederlands rechter, hetzij op grond van het bepaalde in art. 1022 lid 2 Rv, hetzij uit hoofde van het onderwerp van het geschil) op één lijn worden gesteld het geval waarin in eerste aanleg de rechter op louter processuele gronden niet aan een inhoudelijke behandeling is toegekomen. Naar het oordeel van het hof betreft het hier een beslissing op louter processuele gronden, namelijk betreffende het procesbelang van werknemer, waarbij door de kantonrechter nog geen enkele inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden.