Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 11 november 2014
ECLI:NL:GHAMS:2014:4707
Garage X BV/werknemer
Werknemer is sinds 2006 in dienst van Garage X BV (aanvankelijk als leerling, aansluitend als monteur). Op of omstreeks 5 april 2013 heeft werknemer een defecte/gebrekkige momentsleutel van de werkplaats meegenomen naar huis. Op 29 april 2013 is werknemer op staande voet ontslagen omdat hij – ondanks daartoe te zijn gesommeerd door zijn leidinggevende – heeft geweigerd de momentsleutel terug te geven aan werkgever.
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer heeft gesteld dat hij zich in het (ontslag)gesprek met Z op 29 april 2013 heeft verweerd met een beroep op (1) de door hem gestelde bedrijfscultuur ten aanzien van het meenemen van afgeschreven/weg te gooien gereedschap en onderdelen en (2) de stelling dat hij de momentsleutel niet aan Y heeft willen teruggeven omdat deze de sleutel voor privégebruik wilde hebben. Vaststaat, mede op grond van door hem ten pleidooie gegeven antwoorden op vragen van het hof, dat Z dit verweer van werknemer toen niet heeft onderzocht, omdat de uitkomsten daarvan volgens hem geen invloed zouden kunnen hebben gehad op zijn beslissing werknemer op staande voet te ontslaan. Naar het voorlopig oordeel van het hof had Z dit onderzoek echter wel moeten uitvoeren, in het bijzonder door het verweer van werknemer aan Y voor te leggen en diens reactie daarop te vernemen. Zonder dat onderzoek kon Z immers niet verantwoord de conclusie trekken dat werknemer zich schuldig had gemaakt aan diefstal (in strafrechtelijke termen: omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet vaststond) althans aan een ongeoorloofd meenemen van aan Garage X toebehorend gereedschap. Bovendien was van belang of Y de sleutel zelf wilde hebben. Immers, hoezeer werknemer ook gehoor had moeten geven aan het verzoek van zijn leidinggevende Y om de sleutel terug te brengen (ongeacht diens daarvoor gegeven reden), als de lezing der feiten van werknemer juist zou zijn gebleken, zou die weigering wel enigszins te begrijpen zijn geweest en had Z, zoals de kantonrechter ook heeft overwogen, mede gelet op het feit dat werknemer zijn werk altijd tot volle tevredenheid had uitgevoerd, met een andere sanctie, zoals een waarschuwing of een berisping, moeten volstaan.