Naar boven ↑

Rechtspraak

Hotel Atlanta/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 3 februari 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:326

Hotel Atlanta/werknemer

Uitleg horeca-cao met betrekking tot verrekening minuren en recht op prestatietoeslag en loonsverhoging.

Werknemer is van 19 november 2004 tot 1 november 2011 in dienst geweest bij werkgever, laatstelijk in de functie van zelfstandig werkend kok voor 42 uur per week tegen een loon van € 1.881,11 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten. Op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomsten was de Cao voor het horeca- en aanverwante bedrijf van toepassing, laatstelijk en voor zover van belang voor de onderhavige vorderingen de versies geldend van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2010 en van 1 april 2010 tot en met 31 maart 2012. Artikel 5 lid 5 aanhef en onder a cao luidt: ‘Minuren zijn uren die zijn ontstaan doordat de werknemer op de einddatum van het dienstverband dan wel aan het einde van het kalenderjaar minder uren heeft gewerkt dan de uren die (gemiddeld) zijn overeengekomen. a. Indien het dienstverband lopende enig kalenderjaar eindigt door rechtsgeldige opzegging door de werknemer en de werknemer op de einddatum van het dienstverband minuren heeft terwijl de (gemiddeld) overeengekomen uren wel door de werkgever reeds zijn uitbetaald, is de werkgever gerechtigd het voor die minuren reeds uitbetaalde loon bij de eindafrekening met de werknemer te verrekenen.’ Nadat partijen met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst hebben beëindigd is over de eindafrekening een geschil ontstaan. Volgens werknemer heeft hij nog recht op niet-genoten verlofuren en niet doorgevoerde loonsverhogingen.

Het hof oordeelt als volgt. Anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld, is het verschil tussen het aantal genoten verlofuren versus opgebouwde verlofuren aanmerkelijk minder. Voorts mogen de minuren in dit geval niet verrekend worden. Voor zover het al zo zou zijn dat werknemer slecht functioneerde en zich niets van werkgever aantrok, had dat werkgever er niet van hoeven te weerhouden om een uniform beoordelingssysteem te hanteren of jaarlijks beoordelingsgesprekken met werknemer te voeren. Nu dat niet is gebeurd, verbindt artikel 11 lid 3 onder b van de cao daaraan de consequentie dat werknemer in beginsel aanspraak heeft op de prestatietoeslag.