werknemer/Bureau Veritas Inspection & Certification The Netherlands B.V.

Vervolg tussenvonnis (zie AR 2014-0703). Werknemer is in 2005 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Veritas. De schriftelijke arbeidsovereenkomst bevat geen eenzijdig wijzigingsbeding ex artikel 7:613 BW. De pensioenregeling is vanaf 2004 een aantal keer gewijzigd. Werknemer vordert nakoming van de pensioenregeling uit 1999. Het was de kantonrechter niet duidelijk welke reglementen volgens Veritas precies hebben gegolden sinds de indiensttreding van werknemer, of deze eenzijdige wijzigingsbedingen hebben bevat, en waaruit die wijzigingen hebben bestaan. Partijen hebben zich hierover uitgelaten.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In het tussenvonnis is geoordeeld dat bij de aanvang van het dienstverband niet het pensioenreglement 1999 van toepassing was, maar het nadien per 1 juni 2004 gewijzigde pensioenreglement. De kantonrechter blijft bij zijn beslissing op dit punt. Ten aanzien van de wijzigingen van het pensioenreglement vanaf 2004 (namelijk in 2004, 2005, 2006, 2008, 2010 en 2013) wordt als volgt geoordeeld. Veritas heeft het pensioenreglement zonder toestemming van werknemer mogen wijzigen voor zover voldaan is aan de voorwaarden van een eventueel overeengekomen eenzijdig wijzigingsbeding en/of (met ingang van 1 januari 2007) op grond van het bepaalde in artikel 19 Pensioenwet. De ondernemingsraad (hierna: OR) heeft niet ex artikel 27 lid 5 WOR de nietigheid van de besluiten tot wijziging van de pensioenregeling ingeroepen. Het moet er daarom voor gehouden worden dat de OR zich bij die wijzigingen heeft neergelegd. Veritas voert onder meer aan dat het eenzijdige wijzigingsbeding uit het reglement van 1999 ten tijde van iedere aanpassing gold, althans tot aan het moment waarop de regeling van 2010 opnieuw werd neergelegd in een nieuwe pensioenovereenkomst (per 1 januari 2013). Veritas kan inderdaad een beroep op dit beding doen, mits (1) het om een wijziging gaat die verband hield met het invoeren of wijzigen van sociale of fiscale wetten dan wel verplicht gestelde pensioenvoorzieningen, en (2) voldaan is aan de voorwaarde van artikel 7:613 BW (vanaf 1 januari 2007: artikel 19 Pensioenwet) dat Veritas bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang had dat het belang van werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad naar maatstaven van redelijkheid moest wijken.

Geoordeeld wordt dat de eenzijdige wijzigingen van de pensioenregeling rechtsgeldig zijn. Veritas had, onder meer gelet op de invoering van de Pensioenwet, een voldoende zwaarwichtig belang bij de wijzigingen of werknemer heeft geen belang bij zijn vordering (wijziging in 2006). Met betrekking tot de wijziging in 2013 (een nieuwe regeling, die bestaat uit een middelloonregeling in combinatie met compensatiemaatregelen voor de rechthebbenden in de eindloonregeling) wordt geoordeeld dat de OR heeft ingestemd met de nieuwe regeling. Dit is een aanwijzing dat sprake is van zwaarwegende belangen aan de zijde van Veritas. Ook hier geldt dat het eenzijdige wijzigingsbeding uit het pensioenreglement 1999 nog steeds van toepassing was, omdat dat beding tussentijds niet is gewijzigd. Onder een wijziging van het pensioenreglement dient ook te worden begrepen een vervanging van het ene pensioenreglement door het andere. Werknemer is in het geheel niet ingegaan op de motivering van Veritas in de adviesaanvraag om tot wijziging van de pensioenregeling te komen. Evenmin is hij ingegaan op het bij de adviesaanvraag behorende cijfermateriaal, en op de (nadelige) gevolgen die de nieuwe regeling voor hem zou hebben. Evenmin heeft hij voldoende gemotiveerd uiteengezet welk belang hij heeft bij handhaving van de oorspronkelijk geldende beschikbarepremieregeling. Voldoende is komen vast te staan dat sprake is van een zwaarwichtig belang aan de zijde van Veritas, waarvoor het belang van werknemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.