Naar boven ↑

Rechtspraak

Takko Nederland B.V./werkneemster
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 19 maart 2015
ECLI:NL:RBOVE:2015:1448

Takko Nederland B.V./werkneemster

Onzeker of in bodemprocedure geoordeeld zal worden dat ontslag op staande voet wegens fraude en toe-eigenen bedrijfsinformatie terecht is. Voorwaardelijke ontbinding wegens verstoorde arbeidsrelatie onder toekenning vergoeding met C=1,65.

Werkneemster is op 11 mei 2009 in dienst getreden bij Takko en is werkzaam als teamleidster. Op 26 januari 2015 is zij op staande voet ontslagen. Takko verzoekt voorwaardelijke ontbinding, primair wegens een dringende reden en subsidiair wegens een verstoorde arbeidsrelatie. Takko voert daartoe aan dat zij een team van revisoren in dienst heeft die getraind zijn in het natrekken van onregelmatigheden. Uit een onderzoek op 30 december 2014 bleek dat bij werkneemster meerdere onregelmatigheden naar voren kwamen. Een nader onderzoek door een gespecialiseerde Store Auditor bracht aan het licht dat werkneemster meerdere keren heeft gefraudeerd met het retourneren van artikelen. Voorts stelt Takko dat werkneemster zich bedrijfsinformatie heeft toegeëigend, te weten alle planningen vanaf mei 2014 tot en met november 2014, hetgeen alleen al een reden tot ontslag op staande voet geeft.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In een ontbindingsprocedure dient grote terughoudendheid te worden betracht bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden. Feitenonderzoek is niet mogelijk en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep. De kantonrechter is van oordeel, zoals uit de beslissing van de kortgedingprocedure moge blijken (zie AR 2015-0292), dat allerminst zeker is dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat terecht tot ontslag op staande voet is overgegaan. Dat betekent dat in deze voorwaardelijke ontbindingsprocedure het verzoek niet op grond van een dringende reden kan worden toegewezen. Takko heeft thans volledig het vertrouwen in werkneemster verloren. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat deze opstelling volledig is ingegeven door de door Takko getrokken conclusies uit het door haar geïnitieerde onderzoek. Deze conclusies worden echter door werkneemster in alle toonaarden weersproken, zodat Takko de juistheid hiervan in een bodemprocedure zal hebben te bewijzen. Veronderstellenderwijs is naar het oordeel van de kantonrechter de conclusie gerechtvaardigd dat wanneer genoemd onderzoek niet zou hebben plaatsgevonden, werkneemster nog steeds teamleidster van het filiaal van Takko in Oldenzaal zou zijn geweest. Nu voldoende vaststaat dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden. Nu de verstoring in de arbeidsrelatie in overwegende mate aan de handelwijze van Takko is te wijten en rekening houdend met de leeftijd van werkneemster en alle overige omstandigheden, wordt een vergoeding met C=1,65 (€ 20.000 bruto) billijk geacht. Deze vergoeding is eerst opeisbaar nadat onherroepelijk in rechte is komen vast te staan dat na 26 januari 2015 tussen partijen nog een arbeidsovereenkomst bestaat.