Naar boven ↑

Rechtspraak

X/provincie Drenthe
Rechtbank Noord-Nederland, 17 maart 2015
ECLI:NL:RBNNE:2015:1195

X/provincie Drenthe

Afgebroken sollicitatieprocedure. Sollicitant moest nog kennismakingsgesprek voeren en assessment afleggen, waardoor er geen overeenstemming over arbeidsovereenkomst is bereikt en hij er – ondanks felicitatie met zijn benoeming – niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen.

De provincie Drenthe (hierna: de provincie) heeft in oktober 2013 twee vacatures opengesteld voor de functie van concernmanager. Het betreft functies die via een payrollconstructie worden ingevuld. X heeft bij brief van 22 oktober 2013 gesolliciteerd op een van de vacatures. Na sollicitatiegesprekken heeft de provincie op 14 november 2013 aan X geschreven content te zijn met zijn benoeming. Op 18 november 2014 is telefonisch aan X medegedeeld dat hij nog een assessment zou moeten afleggen. Op 20 november 2013 heeft een arbeidsvoorwaardengesprek met X plaatsgevonden. Op of omstreeks 21 november 2013 heeft X een aantal formulieren van de provincie ontvangen onder meer met betrekking tot de aanvraag van een Verklaring Omtrent het Gedrag Natuurlijke Personen. Ook is een indiensttredingsformulier meegestuurd. In de begeleidende brief wordt X gefeliciteerd met zijn benoeming. Op 22 november 2013 heeft X een assessment ondergaan. Op 25 november 2013 heeft de provincie aan X medegedeeld dat zijn sollicitatie wordt afgewezen. De kernvragen in deze procedure zijn óf er overeenstemming tussen partijen is bereikt over een arbeidsovereenkomst en, indien geoordeeld wordt dat zulks niet zo is, of X niettemin gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen was of nog zou komen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen in een sollicitatieprocedure staat het, ook al is de procedure al in een vergevorderd stadium, in hoge mate vrij op enig moment te besluiten om toch niet met elkaar in zee te gaan. Een sollicitant mag in een sollicitatieprocedure dan ook niet te lichtvaardig aannemen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen of zal komen. Bepalend is of de aspirant-werkgever zijn kennelijke wil kenbaar heeft gemaakt om een arbeidsovereenkomst met de sollicitant aan te gaan en of de sollicitant daarop in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd mocht vertrouwen. Bij een zware functie als de onderhavige – die van concerndirecteur bij een provinciale overheid – mogen te meer hoge eisen worden gesteld aan de totstandkoming van een (eventuele) arbeidsovereenkomst. Ook voor X als ervaren en hoogopgeleide manager moet dit van tevoren duidelijk zijn geweest. X mocht op 14 november 2013 er niet van uitgaan dat de provincie definitief met hem in zee wilde gaan, nu er nog een gesprek over de arbeidsvoorwaarden diende plaats te vinden. Ook zou nog een kennismakingsgesprek plaatsvinden. Hij diende te begrijpen dat het nog te voeren kennismakingsgesprek mede bepalend zou zijn voor een mogelijke benoeming als concerndirecteur en mocht er niet (eerder) op vertrouwen dat er een arbeidsovereenkomst zou zijn dan wanneer er na dit gesprek groen licht voor zijn benoeming zou worden gegeven door of namens de gedeputeerde. Bovendien is nog op 15 november 2013 aan X te kennen gegeven door de provincie dat hij nog een assessment diende te ondergaan. Een (voorafgaand) assessment is bij zware functies als de onderhavige gebruikelijk en X had redelijkerwijs moeten beseffen dat de resultaten van een zodanig assessment mede bepalend zouden kunnen zijn voor de uitkomst van het sollicitatietraject. Er valt geen moment aan te wijzen waarop de provincie jegens X haar kennelijke wil kenbaar heeft gemaakt om definitief met hem in zee te gaan. X heeft er (ook) niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat er een arbeidsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Kortom, partijen zijn uiteindelijk in de onderhandelingsfase blijven steken. Dit wordt niet anders door de omstandigheden dat aan X diverse aan indiensttreding gerelateerde bescheiden ter invulling zijn toegezonden, dat hij al aan nieuwe (toekomstige) collega’s is voorgesteld en dat hij met zijn benoeming zou zijn gefeliciteerd. Voldoende aannemelijk is geworden dat als gevolg van de snelheid van de gevolgde sollicitatieprocedure de coördinatie tussen de verschillende daarbij betrokkenen personen bij de provincie niet vlekkeloos is verlopen, waardoor aan X in een (te) vroeg stadium genoemde bescheiden zijn toegestuurd en genoemde uitingen zijn gedaan. Dat neemt echter niet weg dat er ook dan nog geen moment valt aan te wijzen dat de provincie jegens X haar kennelijke wil kenbaar heeft gemaakt om definitief met hem in zee te gaan. Van toerekenbaar tekortschieten aan de zijde van de provincie is aldus geen sprake. Zij is dus niet uit dien hoofde schadeplichtig geworden jegens X. Voorts wordt geoordeeld dat de provincie de onderhandelingen niet op onrechtmatige wijze heeft afgebroken, omdat de uitkomst van de sollicitatieprocedure afhankelijk was van het kennismakingsgesprek en het assessment. Volgt afwijzing van de vorderingen.