Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Gelderland (Locatie Zutphen), 12 maart 2015
ECLI:NL:RBGEL:2015:2180

werknemer/werkgeefster

Afwijkende afspraak in de zin van de 15 april-arresten: (zeer tijdelijk) bestuurderschap en arbeidsovereenkomst dienen los van elkaar gezien te worden. Ontbinding arbeidsovereenkomst na dienstverband ruim 45 jaar onder toekenning vergoeding van € 490.000. Beschikking wordt deels uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Werknemer, 61 jaar, is sinds 1969 in dienst. Laatstelijk is hij werkzaam in de functie General Manager. In deze functie hield werknemer zich voornamelijk bezig met de in- en verkoop van grote partijen oud papier en voor een gering deel van de werktijd met de dagelijkse leiding van werkgeefster. In 2012 heeft een Engels concern alle papierverwerkende activiteiten overgenomen, waarna werknemer vanaf 1 januari 2013 is gevraagd als statutair bestuurder van werkgeefster op te treden. Werknemer is vervolgens door de AVA benoemd tot bestuurder. In oktober 2014 heeft W te kennen gegeven dat hij in verband met zijn rol als eindverantwoordelijke in de nieuwe organisatorische structuur als ‘Managing Director’ wilde worden ingeschreven in het handelsregister. Werknemer zou terugtreden als statutair bestuurder, maar als General Manager/gevolmachtigde belast blijven met de dagelijkse leiding van werkgeefster. Werknemer is hiermee akkoord gegaan. Tijdens de AVA op 23 december 2014 is werknemer als gevolg van een reorganisatie als bestuurder ontslagen. Werknemer stelt dat er in dit geval geen sprake van is dat zijn ontslag als bestuurder ook het einde van de arbeidsovereenkomst betekent. Hij stelt dat hij immers is afgetreden als bestuurder en dat hij als gevolmachtigde zou worden ingeschreven in het handelsregister. Volgens werknemer is sprake van een afwijkende afspraak als bedoeld in de 15 april-arresten van de Hoge Raad. Werknemer verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding met C=1.  

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster heeft zich op het standpunt gesteld dat de kantonrechter zich onbevoegd dient te verklaren van het verzoek kennis te nemen, omdat werknemer op het moment van indienen van het verzoekschrift bestuurder was in de zin van Boek 2 BW. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Vanaf 23 december 2014 was werknemer uit het handelsregister uitgeschreven als bestuurder. Uit de overgelegde e-mails volgt dat betrokkenen het erover eens waren dat de heer W aanvankelijk materieel, gaandeweg ook formeel, enig bestuurder van werkgeefster zou worden. Verder was W op 3 november 2014 kennelijk wel bevoegd om als ‘Managing Director’ het ‘Salary Review/Bonus Scheme 2014/15’ met betrekking tot werknemer te tekenen. Vermeld wordt dat de bonus van werknemer wordt verlaagd van 30% tot 15% ‘recognising that you no longer hold the role of Managing Director’ (vrij vertaald: omdat je niet langer de rol van bestuurder vervult). W legt met zijn mail duidelijk vast dat werknemer geen statutair bestuurder meer is en wel General Manager blijft. Dit wordt aangemerkt als een afwijkende afspraak in de zin van de 15 april-arresten. Het realiseren van in- en uitschrijving in het handelsregister is onvoldoende voortvarend aangepakt. Van belang is ook dat werknemer ruim 42 jaar uitsluitend als werknemer in dienst was geweest toen hij bestuurder werd. In de periode dat hij vanaf 1 januari 2013 die hoedanigheid bekleedde deed hij exact hetzelfde werk als daarvoor. Er is dan ook alle reden om de reeds lang bestaande arbeidsovereenkomst en het zeer tijdelijke bestuurderschap los van elkaar te bezien in het kader van de beëindiging van beide posities. Voorts is van belang dat werkgeefster niet tijdig en correct uitvoering heeft gegeven aan een evident genomen en ook de facto uitgevoerd ontslag van werknemer als bestuurder (onder handhaving van het werknemerschap) met vervanging door W. Die handelwijze kan in redelijkheid niet leiden tot het verval van werknemersbescherming, zodanig dat werkgeefster het zelf in de hand zou hebben om eenzijdig te bepalen of aan werknemer rechtsbescherming toekomt als werknemer, dan wel enkel als bestuurder op grond van Boek 2 BW en eventueel artikel 7:681 BW. Vermelding verdient nog dat werkgeefster had becijferd wat de kosten voor een afvloeiingsregeling volgens de kantonrechtersformule voor werknemer zou zijn. Ook daaruit blijkt dat werkgeefster niet alleen uitging van een arbeidsovereenkomst, maar ook wist welke consequenties aan een beëindiging waren verbonden. Het automatisch laten prevaleren van het regime van Boek 2 BW als gevolg van het doortrekken van de lijnen van de 15 april-arresten zou onder deze omstandigheden dan ook tot onaanvaardbare gevolgen leiden die in strijd zijn met goed werkgeverschap en in zijn algemeenheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar dienen te worden aangemerkt. De kantonrechter acht zich bevoegd van het ontbindingsverzoek kennis te nemen.

De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Ten aanzien van de vergoeding wordt meegewogen dat de bedrijfseconomische reden in de risicosfeer van werkgeefster ligt. Het strookt geheel met de verplichtingen die voortvloeien uit het goed werkgeverschap dat werkgeefster werknemer in dit geval, mede gezien de lange duur van het dienstverband, in welke tijd werknemer onberispelijk heeft gefunctioneerd, de leeftijd van werknemer, de beperkte opleiding en eenzijdige werkervaring, voldoende compenseert voor de financiële gevolgen van de beëindiging van het dienstverband. Met de aangeboden vergoeding (€ 200.000) wordt werknemer onvoldoende tegemoet gekomen. Gezien het buitengewoon lange arbeidsverleden van werknemer bij werkgeefster (en haar rechtsvoorgangers) en de relatief zeer beperkte duur en importantie van het bestuurderschap kan in dit geval geen verlagende werking worden toegekend aan de Code Tabaksblat. Ook zal niet worden verdisconteerd wat de Wwz per 1 juli 2015 in een zaak als deze zou kunnen meebrengen, alleen al omdat per die datum een geheel gewijzigd ontslagregime zal gelden. Er wordt een vergoeding toegekend met een C-factor van ongeveer 1 (€ 490.000). De veroordeling tot betaling van de toegekende vergoeding wordt voor een gedeelte van € 200.000 uitvoerbaar bij voorraad verklaard.