Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 31 maart 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:1141
werknemer/Chromalloy Holland
Werknemer is op 1 november 1989 bij Chromalloy Holland in dienst getreden en laatstelijk was hij werkzaam in de functie van accountmanager. Het salaris van eiser bedroeg laatstelijk € 6.216 bruto per maand, te verhogen met een vakantietoeslag van 8% en een bonus, die de laatste jaren ten minste een bedrag ad € 10.000 per jaar bedroeg. Eiser maakte deel uit van het sales team van Chromalloy Holland en bij laatstgenoemde heerste de opvatting dat de teamleden over bepaalde eigenschappen dienden te beschikken om in een veranderde markt de klanten van Chromalloy Holland optimaal te kunnen blijven bedienen. Alle leden van het sales team hebben een assessment doorlopen om vast te stellen of ieder individueel teamlid beschikte over de vereiste competenties. Naar de mening van Chromalloy Holland ontwikkelde werknemer zich onvoldoende en gedaagde betwijfelde dat eiser uiteindelijk de benodigde competenties zou verkrijgen. Begin 2012 heeft Chromalloy Holland aan werknemer laten weten dat zij zich zorgen maakte over zijn ontwikkeling en hem voor de keuze gesteld alles op alles te zetten om te bewijzen dat hij de verlangde competenties zal verwerven. Uiteindelijk heeft een en ander, na een uitvoerige discussie tussen partijen, geleid tot een vaststellingsovereenkomst die partijen op 29 februari 2012 hebben ondertekend. Kern van het geschil betreft de uitleg van de bedingen j en l (Mocht werknemer geen of gedeeltelijk gebruik maken van deze optie k dan zal werknemer het restant van het bedrag kunnen gebruiken ter voldoening van de kosten van rechtsbijstand mochten die het gestelde bedrag in art. J van € 1.000 te boven gaan. De raadsman dient daarvoor de rekening rechtstreeks aan Werkgever te sturen.) in de vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van werknemer. In het bijzonder is het de vraag of kosten van rechtsbijstand gemaakt ná de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst op 29 februari 2012 voor vergoeding in aanmerking komen.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof is van oordeel dat Chromalloy Holland redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat zij ook nog kosten voor rechtsbijstand hoefde te dragen die werden gemaakt nádat partijen overeenstemming hadden bereikt (29 februari 2012). Die situatie verschilt wezenlijk van de daaraan voorafgaande periode. Tot 29 februari 2012 bestond de bijstand uit juridische advisering ter zake van de onderhandelingen omtrent een beëindigingsovereenkomst. Dat doel is bereikt. Op de hoogte van die kosten heeft Chromalloy Holland ook enige invloed. Zij kan die kosten beperken door de onderhandelingen niet te lang te laten voortslepen of desnoods af te breken. De kosten van na 29 februari 2012 hebben geen betrekking gehad op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst maar op de gevolgen van de nieuwe omstandigheid dat werknemer een andere betrekking had aanvaard, op de afwikkeling met betrekking tot de lease-auto en mogelijk nog andere uitlegkwesties. Dit doel verschilt van dat uit de voorafgaande periode zodat wat voor de ene periode geldt, niet zonder meer kan worden toegepast voor de andere periode. Voor een vergoedingsplicht voor juridische bijstand ter zake van de afhandeling van de vaststellingsovereenkomst bestaat geen aanknopingspunt in de tekst van de overeenkomst, terwijl Chromalloy Holland die plicht ook niet hoefde te verwachten.