Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 mei 2015
ECLI:NL:GHAMS:2015:2034
werkneemster/Stichting Cordaan
Werkneemster (geboren 1946) is per 1 augustus 2001 als bejaardenhulp nachtdienst in dienst getreden bij een rechtsvoorgangster van de Stichting. De functie van werkneemster is in 2003 gewijzigd. De ‘slaapdienst’ werd vervangen door ‘wakkere dienst’ in de nacht. Werkneemster heeft daartegen bezwaar gemaakt. In januari 2004 heeft hij zich ziek gemeld op grond van het ontbreken van een bed tijdens de nachtdiensten. In april 2004 heeft de rechtsvoorgangster van de Stichting getracht werkneemster te laten re-integreren in de dagdienst, hetgeen niet is gelukt. Werkneemster is op 25 juni 2004 arbeidsgeschikt verklaard voor haar eigen werk. Zij heeft daarna het standpunt ingenomen dat sprake was van een functiewijziging en dat het werk van een wakkere nachtwacht voor haar niet passend was. Zij heeft geweigerd de werkzaamheden te verrichten. Sindsdien heeft er een wisseling van werkgever plaatsgevonden en zijn diverse functies beproefd. In 2005 is een vaststellingsovereenkomst gesloten over diverse vorderingen uit het vorige dienstverband. Uiteindelijk is de arbeidsovereenkomst in 2009 ontbonden zonder vergoeding. Werkneemster vordert in deze procedure uitbetaling van 1236 vakantieuren, vergoeding van advocaatkosten en toepassing van de wachtgeldregeling conform de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg.
Het hof oordeelt als volgt. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat haar vakantiedagen van voor 2005 niet krachtens de finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst van 2005 vallen. Nu de Stichting evenwel uitdrukkelijk alles onder de finale kwijting heeft gebracht, behoudens een paar zaken, had het op de weg van werkneemster geleden uitdrukkelijk de vakantiedagen buiten de vaststellingsovereenkomst te laten. Deze grief faalt derhalve.
De kantonrechter heeft voorts overwogen dat de Stichting de loonbetalingen op 22 juni 2009 op de voet van artikel 7:627 BW had kunnen staken, aangezien werkneemster het werk niet heeft hervat nadat zij arbeidsgeschikt was bevonden voor het aangeboden werk. Naar het oordeel van het hof heeft de Stichting in redelijkheid beide functies aan werkneemster kunnen aanbieden en kon van werkneemster worden gevergd een van deze functies te aanvaarden. De zorgverlenende taken sluiten immers aan bij de reeds in haar oude functie bestaande ‘helpende taken’ jegens de bejaarde bewoners, verblijvend in een zorginstelling, terwijl van haar kan worden gevergd de voor de nieuwe functies benodigde en bij haar ontbrekende kennis te verwerven. Werkneemster voert in dit verband overigens niet aan dat zij de functies slechts had kunnen accepteren ná het volgen van een opleiding. Gelet op de – onbetwist gebleven – stellingen omtrent het maatwerk van de zijde van de Stichting, moet het er bovendien voor worden gehouden dat werkneemster de kans zou hebben gekregen de benodigde kennis en ervaring in de praktijk op te doen. In dit verband is tevens van belang dat de Stichting, gelet op haar onbetwiste stellingen dienaangaande, geen andere voor werkneemster passende functies voorhanden had. Het hof overweegt dat de Stichting aan werkneemster heeft meegedeeld ervoor te kiezen haar loon door te betalen en de niet-gewerkte dagen vanaf 17 juni 2009 af te boeken van haar vakantiesaldo. Dit betekent dat werkneemster ook over de periode na 17 juni 2009 nog vakantie-uren heeft opgebouwd die, nu zij deze niet heeft opgenomen, bij het einde van het dienstverband aan haar dienen te worden uitbetaald. Dat achteraf is gebleken dat werkneemster over deze periode geen recht heeft gehad op uitbetaling van loon, maakt dit niet anders. De Stichting heeft immers ervoor gekozen het loon wel uit te betalen en de niet-gewerkte dagen als opgenomen vakantie te beschouwen.