Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 3 juni 2015
ECLI:NL:RBMNE:2015:4365
Federatie Nederlandse Vakvereniging c.s./X
Estro Kinderopvang B.V. is op 5 juli 2014 samen met Estro Groep B.V., Estro Services B.V. en Estro Educatie B.V. failliet verklaard. Estro Groep exploiteerde een kinderopvangbedrijf met circa 380 vestigingen in Nederland. Estro Groep had circa 3600 werknemers in dienst. X heeft per datum faillissement circa 250 vestigingen en 2600 werknemers overgenomen van Estro Groep. De overige werknemers zijn door de curator in het faillissement van Estro Groep ontslagen. Deze overname is gerealiseerd op basis van het project Butterfly, inhoudende dat het gezonde deel van Estro Groep middels een pre-pack faillissement is overgenomen en direct is voortgezet door de nieuwe eigenaar. FNV stelt zich (in de hoofdzaak) primair op het standpunt dat op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie de pre-pack niet is gericht op liquidatie maar op doorstart en aldus de Richtlijn 2011/23/EG van toepassing is, zodat alle werknemers van de overgenomen vestigingen op basis van een richtlijnconforme interpretatie van de artikelen 7:662 e.v. BW van rechtswege met behoud van al hun arbeidsvoorwaarden, in dienst zijn gekomen bij X. X stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter onbevoegd is kennis te nemen van onderhavig geschil met het verzoek de zaak op de voet van artikel 71 lid 1 Rv te verwijzen naar een (meervoudige) kamer voor andere zaken dan kantonzaken. Zij voert daartoe aan dat het geschil geen waardezaak of aardzaak betreft in de zin van artikel 93 Rv. De kernvraag in onderhavige procedure is volgens X of in een faillissement bij toepassing van een pre-pack, de uitzondering op de Europeesrechtelijke en nationale regels inzake overgang van onderneming van toepassing zijn. Dit ziet op het faillissementsrecht en in wezen niet op de arbeidsovereenkomsten van de werknemers.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Op grond van artikel 71 lid 3 Rv geldt dat de rechter (hier de kantonrechter) aan de hand van zijn voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil, moet beoordelen of verwijzing naar een andere kamer (waarin geen kantonzaken worden behandeld) nodig is. De kantonrechter moet zich dus een voorlopig oordeel vormen over de rechtsverhouding waarop de vordering is gebaseerd. Met het FNV is de kantonrechter van oordeel dat de grondslag van de vordering bepalend is voor de vraag of de kantonrechter ex artikel 93 Rv bevoegd is van het geschil tussen partijen kennis te nemen. In weerwil van hetgeen door X is aangevoerd is de kantonrechter van oordeel dat de grondslag van de vorderingen ligt in het arbeidsrecht. De vraag die voorligt, komt er samengevat op neer of de werknemers die in dienst waren bij Estro Groep op de locaties die zijn overgenomen door X van rechtswege of door middel van opvolging in dienst zijn gekomen van X. Het betreft hier een aardzaak in de zin van artikel 93 onderdeel c Rv. De kantonrechter acht zich derhalve bevoegd kennis te nemen van het geschil. De zaak wordt naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van X.