Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 1 september 2015
ECLI:NL:GHAMS:2015:3610
werknemer/werkgever
Werkneemster (1962) is in 1989 in dienst getreden van werkgever als verkeersvlieger in opleiding. Vanaf 1992 is werkneemster gezagvoerder. Werkneemster is per 1 juni 1996 75% van de arbeidstijd gaan werken. Op 18 mei 2010 heeft werkneemster werkgever verzocht haar arbeidsovereenkomst te verhogen naar 100% tewerkstelling. Dit verzoek is afgewezen wegens het ontbreken van vacatures op dat moment. In mei en juni 2010 hebben de sociale partners overleg gevoerd over onder andere oplopende ontevredenheid bij first officers over het gebrek aan promotiekansen. Op 1 juni 2010 zijn de sociale partners overeengekomen dat acht first officers vervroegd worden gepromoveerd tot gezagvoerder. De centrale vraag is of werkgever terecht het verzoek van werkneemster heeft afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. In hoger beroep heeft werkneemster niet bestreden dat werkgever de acht eerste officieren niet heeft gepromoveerd omdat er vacatures voor de functie van gezagvoerder openstonden maar omdat zij de doorstroom van eerste officieren naar de functie van gezagvoerder (op verzoek van VNV) wenste te bevorderen, aangezien onder eerste officieren onvrede bestond over de (beperkte) mogelijkheden om door te stromen naar de hogere functie van gezagvoerder. De stelling van werkgever dat zij de acht ‘boven sterkte’ heeft laten vliegen, heeft werkneemster evenmin bestreden. Uit de promotie van de acht ‘first officers’ tot gezagvoerder kan dus niet worden afgeleid dat werkgever in strijd heeft gehandeld met de hiervoor genoemde bepaling in bijlage 26 van de cao, die immers vooronderstelt dat een vacature openstaat.