Ventilex B.V. c.s./TEMA Process B.V. c.s.

Vijf werknemers waren voorheen in dienst van Ventilex, die industriële drogers en koelers ontwerpt, fabriceert en verkoopt. X werkte vanaf 1983 in dienst van Ventilex, vanaf 1991 als directeur. Hij had veel contacten met klanten en leveranciers en kende de onderneming van Ventilex grondig. In verband met een conflict tussen hem en de aandeelhouder van Ventilex, Imtech N.V. (hierna: Imtech), over de Amerikaanse vestiging, is X op 12 juni 2009 op non-actief gesteld en is de arbeidsovereenkomst vervolgens, per 16 november 2009, ontbonden. X heeft tezamen met Tema Holding B.V., een relatie van Ventilex en van X, Tema Process opgericht, die zich evenals Ventilex ging bezighouden met de fabricage van industriële drogers en koelers. Onder meer werknemers A, B en C zijn X gevolgd naar Tema Process. Ventilex stelt zich in dit geding op het standpunt dat werknemers jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld door haar vertrouwelijke bedrijfsinformatie te stelen en te delen met Tema Process en daarvan gebruik te maken bij hun werkzaamheden voor Tema Process. Aan Tema Process verwijt Ventilex dat zij gebruik heeft gemaakt van de gestolen bedrijfsgeheimen en van de wanprestatie door werknemers om Ventilex onrechtmatige concurrentie aan te doen. Ventilex vordert ter zake verklaringen voor recht, verboden en schadevergoeding. De rechtbank en de kantonrechter hebben de vorderingen afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. X heeft na zijn non-actiefstelling een bestand met klanten van het netwerk gehaald. Het zich toe-eigenen en het meenemen van de lijsten met klantgegevens met de bedoeling die vanuit zijn nieuwe functie bij Tema te benaderen, is onrechtmatig. Tema Process en X hebben een lijst van afnemers opgevraagd bij een werknemer van Ventilex met de bedoeling de afnemers te benaderen voor de levering, door Tema Process, van reserveonderdelen van door Ventilex geleverde machines. Deze handelwijze is eveneens onrechtmatig. Ventilex verwijt A dat hij tijdens zijn ziekte voorafgaand aan de beëindiging van zijn dienstverband allerhande informatie (projectoverzichten, door Ventilex aan klanten verzonden orderbevestigingen, kwartaalcijfers) via zijn persoonlijke e-mailadres heeft gezonden naar het e-mailadres van (onder meer) de vrouw van X, waardoor Tema Process in staat was om aan klanten offertes te sturen voor een lager bedrag dan Ventilex. Het hof acht het heimelijk, via persoonlijke e-mailadressen, doorzenden van via een mol verkregen interne bedrijfsinformatie onrechtmatig, zeker nu A nog in dienst was én hij door Ventilex dringend was verzocht om geen contact te onderhouden met X en temeer omdat A zich, zoals uit de mailwisseling blijkt, door te spreken van ‘onze mol’, zeer wel bewust was dat dit doorzenden niet door de beugel kon. Aldus is onrechtmatig gehandeld, niet alleen door A, maar ook door X, die de informatie kennelijk zonder protest in ontvangst heeft genomen. Ook B heeft zich hieraan schuldig gemaakt. Bovendien heeft hij zich schuldig gemaakt aan het doorsturen van een programma. Ook al zou het zo zijn dat B het programma lang geleden zelf in zijn vrije tijd heeft gemaakt, dan geldt nog dat hij dat in het kader van zijn dienstbetrekking bij Ventilex heeft gedaan en dat het programma gedurende vele jaren door Ventilex is gebruikt en door diverse andere Ventilex-werknemers is uitgebreid en aangepast. Zowel voor dit als voor de andere bestanden geldt dat B die zonder toestemming van Ventilex heeft meegenomen om ze ten voordele van Tema Process te gebruiken. Dat is onrechtmatig. Werknemer C en D hebben ook onrechtmatig gehandeld, onder andere door X toegang te verstrekken tot het netwerk.

Voor zover Ventilex schadevergoeding en boetes vordert wegens schending van geheimdhoudingsbedingen, verzet artikel 7:651 BW zich daartegen (verbod van cumulatie).

Aangezien enerzijds, zoals hiervoor overwogen, wel aannemelijk is dat Ventilex mogelijkerwijs schade heeft geleden als gevolg van het hiervoor vastgestelde onrechtmatig handelen van Tema Process en X (groepsaansprakelijkheid art. 6:166 BW), maar er anderzijds vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten voorhanden zijn om de geleden schade te kunnen begroten, ziet het hof aanleiding om te bepalen dat de schade nader dient te worden vastgesteld in een schadestaatprocedure.