Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Draka Comteq
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 januari 2016
ECLI:NL:GHAMS:2016:223

werknemer/Draka Comteq

Onregelmatig ontslag Chief Technology Officer niet kennelijk onredelijk. Uitbetaling openstaande vakantiedagen. Uitleg contractuele ontslagvergoeding en bonusregelingen.

Werknemer is op 1 februari 2007 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Draka als Chief Technology Officer voor 40 uur per week tegen een bruto jaarsalaris van € 245.000 inclusief vakantietoeslag. Dit dienstverband sloot aan op een (beëindigd) dienstverband van werknemer met Draka Comteq France. Het Draka-concern is in het voorjaar van 2011 overgenomen door de Italiaanse vennootschap Prysmian S.P.A. Daardoor is werknemer boventallig geworden. In november 2011 is werknemer een andere fulltime functie (Director Business Development & Special Projects) aangeboden in Frankrijk. Partijen zijn het niet volledig eens geworden over de voortzetting van het dienstverband. Ook een beëindigingsregeling is niet tot stand gekomen. Bij brief van 22 februari 2013 heeft Draka de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd tegen 1 maart 2013. Daarbij heeft zij aan werknemer toegezegd een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te zullen betalen ter hoogte van zes maanden salaris (€ 133.824 bruto), alsmede een bedrag van € 682.000 netto ingevolge artikel 1.4 van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast draagt Draka de over laatstgenoemd bedrag door werknemer in Frankrijk en Nederland verschuldigde belasting tot een bedrag van € 263.137 respectievelijk € 362.989. Betaling van de op grond van deze toezeggingen aan werknemer toekomende bedragen heeft in de loop van de procedure in eerste aanleg plaatsgevonden. Volgens werknemer is de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk opgezegd en zijn verkeerde bedragen uitbetaald.

Het hof oordeelt als volgt. Werknemer klaagt onder meer dat het bonusplan met de reorganisatie is gestaakt. Het hof wijst erop dat in het bonusplan de discretionaire bevoegdheid tot wijziging en stopzetting van het bonusplan is opgenomen. De vordering openstaande vakantiedagen wordt wel toegewezen. De bepaling dat ‘(…) [t]he Parties shall strive for it that holidays are taken in the year in which they are accumulated’ mag Draka niet aldus uitleggen dat zij ervan uit mag gaan dat werknemer al zijn vakantiedagen opneemt in het desbetreffende jaar. Dit betekent dat Draka alsnog zal worden veroordeeld tot betaling van € 94.600 bruto (tegen de hoogte van welk bedrag Draka verder geen verweer heeft gevoerd), te vermeerderen met de wettelijke verhoging, die echter zal worden gematigd tot 20% ter voorkoming van onredelijke cumulatie van wettelijke verhoging en wettelijke rente, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid. Het hof verwerpt de stelling dat Draka de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd onder opgave van een voorgewende reden. Wat er ook zij van de mogelijke gegrondheid van de tegenwerpingen die werknemer steeds inbracht tegen de voorstellen van de zijde van Draka en mogelijke kritische kanttekeningen die geplaatst zouden kunnen worden bij de gang van zaken, zij rechtvaardigen niet de conclusie dat de door Draka opgegeven redenen voor de opzegging bij brief van 22 februari 2013 als voorgewend moeten worden gekwalificeerd. Ook de omstandigheid dat Draka werknemer niet reeds eerder liet weten niet met hem door te willen, is daartoe onvoldoende. Ook het beroep op het gevolgencriterium faalt.