Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 23 februari 2016
ECLI:NL:GHSHE:2016:643
V.O.F. Centrum voor Zelfverdediging en Krijgskunst/werknemer
Bij arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft werknemer zich verbonden om in de periode van 1 augustus 2011 tot 1 februari 2012 in dienst van V.O.F. Centrum voor Zelfverdediging en Krijgskunst (hierna: V.O.F.) tegen loon arbeid te verrichten. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Bij brief van 22 december 2011 heeft werknemer aan V.O.F. medegedeeld dat hij de arbeidsovereenkomst niet wenst te verlengen, vanwege het door V.O.F. niet voldoen aan haar loonbetalingsverplichting. In de periode van 1 augustus tot 23 december 2011 heeft werknemer in dienst van V.O.F. gemiddeld één uur per week gewerkt tegen een salaris van circa € 45 per maand. Op 23 maart 2012 heeft werknemer de Teakwondo Vereniging Balans (hierna: TVB) opgericht. Werknemer is met ingang van die datum voorzitter van TVB. TVB heeft op 7 mei 2012 haar deuren geopend en sindsdien verzorgt werknemer daar als trainer lessen Teakwondo. Bij brief van 4 september heeft de gemachtigde van V.O.F. aan werknemer medegedeeld dat hij met het oprichten van TVB concurrerende werkzaamheden is gaan verrichten, hetgeen hem op grond van het overeengekomen concurrentiebeding niet vrij zou staan. V.O.F. vordert thans onder meer veroordeling van werknemer tot betaling van de contractuele boete van € 10.000.
Het hof oordeelt als volgt. V.O.F. komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de bedongen boete in dit geval wordt gematigd tot nihil. V.O.F. licht terecht toe dat de rechterlijke matigingsbevoegdheid terughoudend dient te worden gehanteerd. V.O.F. zegt dat zij vanwege de wanverhouding tussen de duur van het arbeidscontract en de duur van het concurrentiebeding zelf de in het beding genoemde 36-maandentermijn al beperkt heeft tot zes maanden na einde dienstverband en dat zij geen aanspraak maakt op de contractueel bedongen € 1.500 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Ook dit in aanmerking nemend onderschrijft het hof het oordeel van de kantonrechter dat in dit geval sprake is van een bijzonder geval waarin gedurende een korte periode maar zeer beperkte werkzaamheden zijn uitgevoerd en V.O.F. het loon van werknemer niet op tijd heeft betaald. Voor zover V.O.F. benadrukt dat werknemer het concurrentiebeding welbewust heeft geaccepteerd maar de arbeidsrelatie toch zelf heeft beëindigd en zijn loon (inmiddels) volledig uitbetaald heeft gekregen, ziet V.O.F. eraan voorbij dat de door haar eerder geschonden verplichting tot tijdige loonbetaling voor werknemer juist de aanleiding voor de beëindiging vormde. V.O.F. stelt dat zij de schade als gevolg van de met het beding strijdige handelswijze van werknemer niet hard kan maken en benadrukt dat het beding zowel een prikkel tot nakoming bevat als een schadefixerende functie heeft. Mede in aanmerking nemend dat V.O.F. het beding eerst op of omstreeks 4 september 2012 tegenover werknemer heeft ingeroepen en dat V.O.F. verder onvoldoende concretiseert dat zijn wettelijke schadevergoeding meer is, heeft de kantonrechter kunnen oordelen dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de bedongen boete wordt gematigd tot nihil. Alles afwegend oordeelt ook het hof dat toepassing van het beding in dit geval tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Volgt afwijzing van het gevorderde.