Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 maart 2016
ECLI:NL:RBAMS:2016:1656
Acurity N.V./werknemer
Werknemer is in dienst van Acurity krachtens een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden zonder tussentijdse opzeggingsmogelijkheid. Hij is laatstelijk werkzaam geweest in de functie van Sales Manager. Acurity verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel a jo. 7:669 lid 3, primair onderdeel e, subsidiair onderdeel g BW. Werknemer heeft volgens Acurity willens en wetens de gezagsverhouding genegeerd en daarmee grovelijk de plichten veronachtzaamd die de arbeidsovereenkomst hem oplegt. Werknemer weigert sinds 7 december 2015 iedere samenwerking met X, belt hem niet, ontwijkt hem en schrijft op 24 december 2015 dat hij de functie van Sales Manager niet wenst. Werknemer heeft bovendien zeer weinig (inhoudelijke) werkzaamheden verricht en heeft geen draagvlak meer. Werknemer voert verweer.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De door Acurity naar voren gebrachte feiten en omstandigheden leveren geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Dat werknemer vanaf 7 december 2015 iedere samenwerking met X heeft geweigerd en niet heeft voldaan aan redelijke opdrachten van Acurity is niet gebleken. Dat sprake is van een duurzame verstoring van de arbeidsovereenkomst, de g-grond, is evenmin voldoende komen vast te staan. De enkele omstandigheid dat er debat is over de wijze waarop de arbeidsovereenkomst moet worden ingevuld en er discussie is over arbeidsvoorwaarden, leidt nog niet tot dat oordeel. Dat er over en weer stevige kritiek is en dat werknemer heeft gemeld dat de baan een teleurstelling is en hij niet van plan is om de arbeidsovereenkomst na ommekomst van het jaar voort te zetten, en Acurity kennelijk ook niet, is in de gegeven omstandigheden al evenmin een omstandigheid die een duurzame verstoring oplevert. Weliswaar is in de onderhavige juridische procedure sprake geweest van een verdere verscherping van de verhoudingen, dit gegeven is onvoldoende om te spreken van een duurzame verstoring als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW. Van Acurity en werknemer mag verwacht worden dat zij, zeker tegen de achtergrond van de relatief korte tijd van minder dan zes maanden dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt, in staat zullen zijn een werkzame verhouding te onderhouden. Bij de afweging heeft mede een rol gespeeld dat bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarbij geen mogelijkheid van tussentijdse opzegging is opgenomen, in beginsel op de werkgever de verplichting rust om een vergoeding te betalen gelijk aan het resterende loon tot het moment dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geƫindigd. Dit brengt mee dat de werknemer betaald krijgt zonder daar enige tegenprestatie tegenover te stellen. Een dergelijke omstandigheid is voorstelbaar in een situatie waarbij van een evidente verstoring sprake is, maar die situatie doet zich hier niet voor. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.