Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Lelystad), 15 februari 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:2481
werknemer/Hewlett-Packard CDS (Nederland) B.V.
Werknemer is vanaf 1 november 2010 in dienst bij Hewlett-Packard CDS (Nederland) B.V. (hierna: CDS) als Customer Service Engineer. Op 1 juli 2011 is een overeenkomst voor het gebruik van een leaseauto gesloten tussen werknemer en CDS. Bij brief van 30 november 2015 is door CDS aan eiser medegedeeld dat er geen contractuele en zakelijke noodzaak bestaat om een leaseauto te rechtvaardigen en dat de leaseauto per 11 januari 2016 zal worden afgenomen. Werknemer vordert CDS onder meer te veroordelen tot teruggave van de leaseauto aan werknemer.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of de leaseauto een arbeidsvoorwaarde is waarop werknemer uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst recht heeft. Het begrip arbeidsvoorwaarde is een ruim, niet juridisch scherp omlijnd begrip. In de rechtspraak (o.a. Kantonrechter Utrecht, 12 oktober 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3038 en daarin genoemde uitspraken) is het beschikken over een leaseauto als arbeidsvoorwaarde aangemerkt. De kantonrechter zal dit tot haar uitgangspunt nemen. De stelling van CDS dat in dit geval geen sprake is van een arbeidsvoorwaarde, nu het recht op de leaseauto niet in de arbeidsovereenkomst is vermeld, gaat niet op. Het feit dat werknemer, in elk geval vanaf 2011, de beschikking heeft gehad over een leaseauto die hij ook in privé, op kosten van CDS, kon gebruiken, brengt naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat het beschikken over een leaseauto deel is gaan uitmaken van zijn arbeidsvoorwaarden. Dat CDS thans heeft besloten een einde te maken aan de toekenning van een leaseauto aan werknemer betekent derhalve dat zij eenzijdig overgaat tot wijziging van een arbeidsvoorwaarde. Nu er geen schriftelijk eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen, dient de vraag of CDS desalniettemin tot wijziging van de arbeidsvoorwaarde mocht overgaan te worden getoetst aan de criteria zoals geformuleerd in het arrest Stoof/Mammoet (HR 11 juli 2008, JAR 2008/204). De kantonrechter is van oordeel dat CDS onvoldoende heeft gesteld op welke wijziging van omstandigheden zij zich beroept. CDS stelt immers dat werknemer al enkele jaren voor één opdrachtgever werkt. Gelet hierop geldt dat uit de eigen stellingen van CDS volgt dat zich geen recente wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan, die maakt dat de leaseautoregeling van werknemer op dit moment moet worden gewijzigd. Voor zover de wijziging van (mobiele) werkzaamheden toch de omstandigheid is waarop CDS zich beroept, dan geldt dat zij volstrekt onvoldoende heeft onderbouwd waarom daarin aanleiding moet worden gevonden om de arbeidsvoorwaarden van werknemer eenzijdig te wijzigen. CDS heeft nog - kort gezegd - aangevoerd dat de bevoegdheid tot inname van de leaseauto volgt uit het geldende autobeleid, namelijk dat het recht op een leaseauto afhangt van het al dan niet zijn van een ‘mobiele medewerker’. Voor zover CDS heeft bedoeld te stellen dat dit beleid reeds bij aanvaarding van de leaseauto door werknemer van kracht was, en daardoor altijd deel heeft uitgemaakt van de tussen hen overeengekomen arbeidsvoorwaarden, overweegt de kantonrechter dat in dat geval vast moet staan dat dit beleid voor werknemer kenbaar was, of redelijkerwijs had moeten zijn. Hetgeen CDS op grond van dit beleid stelt - namelijk dat het recht op een leaseauto afhangt van het al dan niet zijn van een ‘mobiele medewerker’ - komt niet terug in de voor werknemer kenbare schriftelijke bescheiden. CDS stelt dat dit door middel van presentaties aan haar medewerkers is gepresenteerd. Op de vraag ter zitting of CDS in een eventuele bodemprocedure zou kunnen bewijzen dat het door haar gestelde beleid bij de medewerkers van het bedrijf kenbaar is, heeft zij negatief geantwoord. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat bij het accepteren van de leaseauto door werknemer kenbaar was dat op grond van geldend beleid binnen CDS de leaseauto bij het stoppen van ‘mobiele werkzaamheden’ zou moeten worden ingeleverd. Gelet op het vorenstaande, moet worden geconcludeerd dat het in hoge mate waarschijnlijk is dat de vordering tot teruggave van de leaseauto in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De vordering van werknemer tot teruggave van de leaseauto is dan ook toewijsbaar.