Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 4 oktober 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:5309

werknemer/werkgeefster

Vernietiging ontslag op staande voet onderhoudschilder. Geen dringende reden. Gebruik van één pot verf van werkgeefster in privé levert ernstig verwijtbaar handelen van werknemer op. Geen recht op transitievergoeding.

Werknemer is op 1 januari 2008 bij werkgeefster in dienst getreden in de functie van onderhoudschilder. Tijdens een gesprek op 7 juni 2016 is aan werknemer een brief gedateerd van 6 juni 2016 overhandigd. In de brief staat onder meer opgenomen dat werknemer op staande voet is ontslagen per 6 juni 2016. Aan het ontslag op staande voet is ten grondslag gelegd: het uitvoeren van werkzaamheden op regelmatige basis buiten werktijd, het onttrekken van werk door het verrichten van werkzaamheden bij klanten van werkgeefster, het gebruik van verf en materialen die door werkgeefster zijn verstrekt voor de gewone dagelijkse werkzaamheden en het gebruik van de voor het werk beschikbaar gestelde bedrijfsauto ondanks verklaring ‘geen eigen gebruik’. Werknemer verzoekt onder meer vernietiging van het ontslag op staande voet. Werkgeefster verzoekt veroordeling van werknemer tot betaling van een bedrag van € 8.992 op grond van artikel 7:677 lid 3 onderdeel a BW. Voor het geval het ontslag wordt vernietigd, verzoekt werkgeefster ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, zonder toekenning van een transitie- of enige andere vergoeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt met betrekking tot de dringende reden voor ontslag op staande voet. Het uitvoeren van werkzaamheden buiten werktijd was werknemer niet verboden. Er is immers geen nevenwerkzaamhedenbeding in de arbeidsovereenkomst opgenomen. Onder omstandigheden kan het handelen van de werknemer als onrechtmatig worden gekwalificeerd wanneer deze concurrerende activiteiten uitvoert, maar dan moet sprake zijn van bijkomende omstandigheden. Daartoe is door werkgeefster onvoldoende gesteld. Werknemer heeft voorts betwist dat hij bij een klant van werkgeefster werkzaamheden verricht. Werkgeefster heeft nagelaten om aan te geven waaruit kan worden opgemaakt dat de familie waarvoor werknemer werkzaamheden verrichtte inderdaad een klant van werkgeefster is. Voorts heeft werkgeefster haar stelling ten aanzien van het gebruik van de bedrijfsauto niet nader onderbouwd. Deze ontslaggronden kunnen derhalve in de gegeven omstandigheden geen zelfstandige grond voor het ontslag op staande voet vormen. Het gebruik van verf en materialen van werkgeefster is wel voldoende komen vast te staan, maar nu niet het gehele feitencomplex is komen vast te staan is er geen sprake van een dringende reden. Volgt vernietiging van de opzegging wegens strijd met artikel 7:671 BW.

Ten aanzien van het tegenverzoek van werkgeefster oordeelt de kantonrechter als volgt. Werknemer heeft in ieder geval één pot verf van werkgeefster privé in gebruik gehad zonder toestemming van werkgeefster. Naar het oordeel van de kantonrechter levert dit een redelijke grond op voor ontbinding. Het handelen/nalaten van werknemer is ernstig verwijtbaar. Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, ligt herplaatsing niet in de rede. Volgt toewijzing van het ontbindingsverzoek. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per heden. Nu het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, is werkgeefster geen transitievergoeding verschuldigd. Gelet op artikel 7:671b lid 8 onderdeel c BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarvan is hier geen sprake zodat de kantonrechter geen aanleiding ziet tot het toekennen van een billijke vergoeding.