Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Pergamijn
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 21 november 2016
ECLI:NL:RBLIM:2016:9997

werkneemster/Stichting Pergamijn

Gevorderde billijke vergoeding afgewezen. Het re-integratietraject met werkneemster is niet vlekkeloos verlopen en werkgever kan daarvan een verwijt worden gemaakt. Er is echter geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van werkgever in de zin van artikel 7:682 lid 1 onderdeel c BW.

Werkneemster is in augustus 2000 in dienst getreden van de Stichting Pergamijn (hierna: Pergamijn). Per 2011 is werkneemster werkzaam in de functie van teamleidster cliëntbegeleiding. Ter ontwikkeling van een aantal competenties doorloopt werkneemster in 2012 gedurende vier maanden een begeleidingstraject. In oktober 2012 vindt een eindevaluatie plaats, waarbij Pergamijn van oordeel is dat werkneemster de competenties voldoende ontwikkeld heeft. Werkneemster raakt vervolgens arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts concludeert in februari 2013 dat sprake is van arbeidsongeschiktheid door een combinatie van intrapersoonlijke kenmerken met ervaren werkdruk en werkgerelateerde aspecten. Vervolgens vindt een langdurig re-integratietraject plaats. Het UWV verlengt in november 2014 de loondoorbetalingsverplichting van Pergamijn met 52 weken, omdat Pergamijn onvoldoende heeft onderbouwd waarom re-integratie in andere door de arbeidsdeskundige genoemde functies niet is geprobeerd. Pergamijn heeft na drie jaar ziekte, met toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst met werkneemster opgezegd per 4 juli 2016. Werkneemster verzoekt onder meer veroordeling van Pergamijn tot betaling van een billijke vergoeding van € 20.0000. Werkneemster baseert haar vordering op artikel 7:682 lid 1 onderdeel c BW.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor zover al zou moeten worden geoordeeld dat werkneemster ziek is geworden als gevolg van het werk, is niet althans onvoldoende komen vast te staan dat Pergamijn daarvan een verwijt, laat staan een ernstig verwijt, kan worden gemaakt. Werkneemster heeft weliswaar gesteld dat van Pergamijn als werkgever verwacht mag worden dat zij ervoor zorgt dat de werkdruk niet te hoog is en de werknemers een veilige werkomgeving hebben, maar dat er bij Pergamijn sprake was van een te hoge werkdruk en een onveilige werkomgeving heeft zij onvoldoende gesteld en ook niet onderbouwd. Dat Pergamijn zou hebben verklaard dat werkneemster toch net overvraagd is geweest als teamleider op een niet gemakkelijke groep, acht de kantonrechter onvoldoende onderbouwing, omdat dit ‘overvraagd zijn’ ook kan zijn gelegen in de mogelijke ongeschiktheid van werkneemster voor de functie van teamleidster.

Werkneemster is in de tweede plaats van mening dat Pergamijn ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar re-integratieverplichtingen. De kantonrechter overweegt in dat kader het volgende. Vooropgesteld wordt dat het re-integratietraject niet vlekkeloos is verlopen. Daar zijn partijen het eigenlijk wel over eens. De kantonrechter is van oordeel dat enig verwijt Pergamijn daarvan wel te maken valt. Zo valt niet in te zien waarom Pergamijn werkneemster in eerste instantie heeft getracht te laten re-integreren in de functie van cliëntbegeleider, niet zijnde de door de arbeidsdeskundige geadviseerde functie van senior cliëntbegeleider. Pergamijn heeft niettemin begin februari 2014 de draad opnieuw opgepakt door werkneemster als volwaardig teamlid in een seniorfunctie te laten meedraaien. Dit leek goed te gaan, maar werkneemster bleef klachten houden. Zoals ieder re-integratieproces vele onzekerheden bevat, valt ook hier echter niet met zekerheid te zeggen of het herstel anders was verlopen als werkneemster wel meteen als senior cliëntbegeleidster was geplaatst. Dat Pergamijn heeft ingezet op re-integratie in een zorggerelateerde functie, acht de kantonrechter wel begrijpelijk. Voldoende is komen vast te staan dat er buiten de zorg geen andere passende functies binnen Pergamijn voorhanden waren, gezien het gegeven dat binnen Pergamijn een reorganisatie gaande was. Al met al komt de kantonrechter tot de eindconclusie dat het re-integratietraject wellicht beter had gekund, maar daarmee is het handelen van Pergamijn niet per definitie ernstig verwijtbaar. Volgt afwijzing van de gevorderde billijke vergoeding.