Naar boven ↑

Rechtspraak

FMT Beheer BV/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 14 maart 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:1009

FMT Beheer BV/werknemer

Geen schending geheimhoudings- en concurrentiebeding. Geen sprake van onrechtmatige daad. Het staat werknemer in beginsel vrij om na het verstrijken van de duur van het concurrentiebeding met zijn voormalige werkgever in concurrentie te treden en (daartoe) een BV op te richten.

Feiten

FMT Beheer BV (hierna: FMT) is een onderneming die zich richt op het beheer en de transformatie van (tijdelijk) leegstaand onroerend goed, onder andere door daarin tijdelijke pandgebruikers te plaatsen. Werknemer is sinds 2008 in dienst bij FMT. In zijn arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Het dienstverband is per 1 april 2013 beëindigd. In het kader van de beëindiging van het dienstverband hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is in artikel 11 bepaald dat het beding komt te vervallen. In plaats daarvan zijn partijen overeengekomen dat werknemer tot 1 september 2013 niet op enigerlei wijze werkzaam of betrokken zal zijn bij het beheer van leegstaand vastgoed in de breedste zin des woords. Op 20 maart 2013 heeft werknemer enkele documenten van FMT naar zijn privé-e-mailadres gestuurd. Op 2 september 2013 heeft werknemer de vennootschap X BV opgericht. De oprichter en voormalig directeur en aandeelhouder van FMT, Y, is inmiddels algemeen directeur van X BV. X BV richt zich net als FMT op het tijdelijk beheer van leegstaand vastgoed. De holding van Y – welke holding geen aandeelhouder van X is – heeft een geldlening verstrekt aan de holding van werknemer, die de aandelen in X houdt. FMT vordert onder meer een verklaring voor recht dat werknemer onrechtmatig jegens FMT heeft gehandeld. De kantonrechter heeft de vorderingen van FMT afgewezen. Tegen dit vonnis komt FMT in hoger beroep.

Oordeel

Geen schending geheimhoudingsbeding

De enkele intentie van werknemer kennis te kunnen nemen van de stukken, levert geen schending van het geheimhoudingsbeding op; het is niet ‘gebruiken voor eigen activiteiten of die van derden en/of enige advisering ter zake’, als bedoeld in dat beding. Het is ook geen terbeschikkingstelling van vergaarde kennis of stukken aan derden. Daarbij wordt opgemerkt dat werknemer onbetwist naar voren heeft gebracht dat de documenten die hij naar zijn privé-e-mailadres heeft gestuurd, bijna allemaal documenten zijn die geen vertrouwelijk karakter hebben en voor een ieder op de site van FMT toegankelijk zijn. Het geheimhoudingsbeding ziet op het strikt geheim houden van informatie omtrent FMT en haar relaties. Ook in hoger beroep heeft FMT het feitelijk gebruikmaken door werknemer van de genoemde stukken niet met concrete voorbeelden gestaafd, zij is in veronderstellingen en algemeenheden blijven steken. Gelet op het voorgaande heeft FMT niet aan haar stelplicht voldaan.

Onrechtmatige daad

De kantonrechter neemt terecht tot uitgangspunt dat het de ex-werknemer die niet (langer) gebonden is aan een relatie- of concurrentiebeding in beginsel vrijstaat om met zijn voormalige werkgever in concurrentie te treden en kent betekenis toe aan feiten en omstandigheden als het met behulp van vertrouwelijke informatie relaties of werknemers benaderen of stelselmatig en substantieel afbreuk doen aan het bedrijfsdebiet, als in Boogaard/Vesta. De door FMT aangevoerde feiten leveren geen onrechtmatige daad op. Het stond werknemer vrij (één dag) na afloop van het concurrentiebeding een vennootschap op te richten en hij mocht daarvoor gebruik maken van een lening van (de holding van) Y. Aangenomen dat Y daarmee zijn concurrentiebeding met FMT schond, heeft FMT evenwel niet gesteld dat werknemer daarvan op de hoogte was of had moeten zijn. Herhaald zij dat het werknemer na het verstrijken van de duur van het concurrentiebeding in beginsel vrijstond om met zijn voormalige werkgever in concurrentie te treden en (daartoe) een bv op te richten. Werknemer heeft betwist dat hij gebruikers van door FMT beheerd vastgoed heeft benaderd over te stappen naar X. Dat daar stelselmatig sprake van zou zijn, heeft hij eveneens betwist. Werknemer heeft onweersproken gesteld dat na 3,5 jaar (het hof begrijpt: na afloop van het concurrentiebeding) maximaal vijf klanten naar X zijn overgestapt. Wat betreft het door FMT aangehaalde voorbeeld van het pand geldt het volgende. Werknemer heeft hieromtrent onweersproken gesteld dat X het beheer van dat pand heeft overgenomen na een aanbesteding waaraan drie bedrijven hebben deelgenomen. Dat X vervolgens de gebruikers heeft benaderd over voortzetting van het gebruik, is niet onrechtmatig. Daarmee is geen sprake van het stelselmatig benaderen van klanten/gebruikers van FMT en van een substantiële afbreuk aan het bedrijfsdebiet van FMT. Rest de constatering dat het hiervoor besproken handelen van werknemer voor zover dat is komen vast te staan, ook in onderling verband en samenhang bezien geen onrechtmatige daad inhoudt. Ten slotte: voor de vestiging van aansprakelijkheid is vereist dat (ten minste enige) schade is of wordt geleden. FMT is ook op nadere vragen van het hof naar de onderbouwing van haar vorderingen niet verder gekomen dan dat dat moeilijk is. Daarmee heeft FMT haar vorderingen onvoldoende onderbouwd. Volgt bekrachtiging van het bestreden vonnis.