Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 4 april 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:850
Stichting Yulius/werkneemster
Feiten
Werkneemster is sinds 1 juli 2001 bij Yulius in dienst (bij kliniek De Gantel), laatstelijk in de functie van psychiatrisch verpleegkundige. Op 26 januari 2016 is een van de patiënten uit De Gantel, patiënte X, met een collega-psychiatrisch verpleegkundige (hierna: collega Y) van werkneemster buiten de locatie geweest voor een wandeling en is het patiënt X door collega Y toegestaan een glas wijn te drinken in de nabijgelegen horecagelegenheid. X had een verzoek van die strekking aan collega Y gedaan voorafgaand aan de wandeling. Dit verzoek heeft collega Y toen besproken met werkneemster. Op 29 januari 2016 heeft een – door psychiater Z geaccordeerde – groepswandeling plaatsgevonden. X is weggelopen tijdens deze groepswandeling en vervolgens thuis aangetroffen. Zij had toen veel (sterke) drank gedronken. Bij brief van 5 februari 2016 heeft Yulius aan werkneemster meegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang is geschorst voor de duur van een week, welke schorsing is verlengd. De schorsing duurt thans nog voort. Yulius heeft in eerste aanleg verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft de verzoeken van Yulius afgewezen.
Oordeel
Het debat spitst zich toe op de vraag of – zoals Yulius stelt – werkneemster bewust in strijd met de geldende regels en afspraken heeft gehandeld door collega Y te bevestigen in haar voornemen X alcohol te gunnen, dit niet (zelf) in het multidisciplinair behandelteam voor te bespreken en dit nadien niet te rapporteren. Door werkneemster is gesteld dat het meest actuele behandelplan, dat van januari 2016, niets vermeldt over alcoholgebruik en Yulius nalaat dit plan in het geding te brengen. Werkneemster stelt dat ze niet wist van de in dit stuk genoemde ‘zucht naar alcohol’ en dat zij – zo begrijpt het hof – het verzoek van X om een glas wijn te drinken had afgeraden als zij van deze zucht naar alcohol op de hoogte was geweest. Yulius heeft deze betwisting onvoldoende ontkracht. In de diverse regels waaruit volgens Yulius volgt dat alcoholgebruik niet is toegestaan, is deze boodschap niet te lezen. In de diverse plannen is evenmin te lezen dat alcoholgebruik van X niet is toegestaan. Het enkele feit dat X bekend was met fors alcoholgebruik thuis, daardoor medicatieontrouw was en een ontslagwens zou kunnen hebben bij eventuele onthoudingsverschijnselen maakt niet per definitie dat het nuttigen van één alcoholische consumptie in een gecontroleerde setting – zoals in onderhavig geval – voor de psychiatrische verpleegkundigen kenbaar evident contra-geïndiceerd, of anderszins ontoelaatbaar was. Het hof is wel van oordeel dat werkneemster aan collega Y had moeten adviseren het voorgenomen alcoholgebruik in het multidisciplinair behandelteam voor te bespreken. Evident is dat alcohol voor X een ernstig probleem was en dat werkneemster dit wist. Aan de ernst van het verwijt doet af dat de psychiatrisch verpleegkundigen op de afdeling van werkneemster veel vrijheid werd gegund en werden gestimuleerd om niet rigide te zijn en buiten de kaders te denken en te handelen ten behoeve van een goede behandel- en vertrouwensrelatie met de patiënt. De kans dat daardoor beslissingen worden genomen door deze verpleegkundigen die achteraf onjuist of minder gelukkig waren, neemt daardoor toe en is daarmee – in enige mate – ingecalculeerd. Het hof verwerpt de stelling dat werkneemster het voorgenomen alcoholgebruik bewust niet in het multidisciplinair behandelteam aan de orde heeft gesteld omdat zij wist dat het team deze interventie zou afkeuren. Het hof is om voorts van oordeel dat werkneemster niet kan worden verweten dat zij de alcoholische consumptie nadien niet in een verslag heeft gemeld dan wel anderszins met het multidisciplinair behandelteam heeft gedeeld. Het verwijtbaar handelen van werkneemster is in deze context van onvoldoende gewicht om te oordelen dat sprake is van verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Het hof verwerpt het beroep op artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW als prematuur. Van Yulius als professionele zorgverlener op het vlak van – samengevat – de psychiatrie mag worden verwacht serieuze pogingen te doen om de ontstane (wederzijdse) vertrouwensbreuk te dichten/helen. Vooralsnog heeft Yulius geen pogingen gedaan de arbeidsverhouding te herstellen. Naar het oordeel van het hof kan op dit moment dan ook niet worden geoordeeld dat de verstoring van de arbeidsverhouding duurzaam is. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking van de kantonrechter.