Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 11 april 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:1546
werknemer/Informatiemanagement BV
Feiten
Werknemer is geboren in 1951. Ten tijde van het na te melden ontslag was hij 63 jaren oud en bijna 45 jaar in dienst van Informatiemanagement (vanaf 1 september 1969). Werknemer gaat een uitkering op grond van de AOW ontvangen op de leeftijd van 65 jaar en 9 maanden, derhalve met ingang van april 2017. Wegens bedrijfseconomische redenen is de arbeidsovereenkomst met toetstemming van UWV opgezegd tegen 1 augustus 2014. In eerste aanleg heeft werknemer schadevergoeding op grond van kennelijk onredelijk ontslag gevorderd. De opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden op grond van een valse/voorgewende reden en er bestaat een te grote discrepantie tussen de gevolgen van het ontslag voor werknemer en het daarmee gediende belang van Informatiemanagement, aldus werknemer. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt.
Opzegging 63-jarige werknemer met 45 dienstjaren niet kennelijk onredelijk, ondanks vermeende discriminatie, onjuiste dividenduitkering en verbondenheid met andere vennootschappen/afspiegeling
Het UWV heeft vastgesteld dat het afspiegelingsbeginsel niet op werknemer van toepassing is, omdat hij een unieke functie heeft. Werknemer heeft dat in de procedure bij het UWV erkend en voert in het onderhavige geding niet aan dat dat anders is. De vraag of ook personeel van I-FourC bij de afspiegeling betrokken had moeten worden is dan ook niet relevant voor wat betreft de vraag of het afspiegelingsbeginsel goed is toegepast. Dat het ontslag een groot aantal oudere werknemers raakt vloeit voort uit de leeftijdsopbouw van het werknemersbestand en vormt op zich ook geen reden om te oordelen dat sprake is van (een vorm van) leeftijdsdiscriminatie in het algemeen. Waar het hof geen vorm van (leeftijds)discriminatie kan vaststellen, kan daarin ook geen grond worden aangenomen om te oordelen dat het aan werknemer gegeven ontslag kennelijk onredelijk is. Het hof stelt vast dat niet is gesteld of gebleken dat de uitkering van dividend als oorzaak heeft te gelden voor de noodzaak om te reorganiseren. Evenmin zijn voldoende relevante feiten of omstandigheden gebleken die op de drie bepalende tijdstippen de aandeelhouder(s) of bestuurders van Informatiemanagement ervan hadden moeten weerhouden om tot uitkering van een dividend van € 2.000.000 te beslissen. Bij gebreke aan voldoende onderbouwing op dit punt, komt het hof ook niet toe aan bewijslevering. Ten slotte is onweersproken aangevoerd dat de dividenduitkering is teruggevloeid in de onderneming van Informatiemanagement, omdat daarmee verliezen zijn gefinancierd en de kosten van de reorganisatie. Dit alles in ogenschouw nemend, kan niet worden geoordeeld dat de dividenduitkering in december 2012 (mede) een bijzondere omstandigheid vormt die het ontslag van werknemer kennelijk onredelijk maakt.