Rechtspraak
Senzora B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is op 1 februari 1996 in dienst getreden bij Senzora B.V. (hierna: Senzora) in de functie van operator. Op 14 februari 2014 is werknemer ten gevolge van een hersenbloeding volledig arbeidsongeschikt geraakt. Na een succesvolle re-integratie heeft werknemer op 1 november 2016 een nieuwe arbeidsovereenkomst getekend, en wel voor de functie van inpakker. Op 1 juli 2017 heeft Senzora besloten een deel van haar organisatie, te weten: de afdeling suikerwerk, te verkopen aan een bedrijf. In verband hiermee heeft zij besloten om alle operators en voormannen te herplaatsen binnen haar eigen organisatie en alle arbeidsplaatsen van de inpakkers te laten vervallen. Op 23 januari 2017 heeft zij het UWV verzocht voor werknemer een ontslagvergunning af te geven wegens bedrijfseconomische redenen. Het UWV heeft echter ertoe besloten het verzochte af te wijzen, op de grond dat Senzora onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat werknemer feitelijk werkzaam is als inpakker. Senzora verzoekt de kantonrechter thans de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden wegens het noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden.
Oordeel
Functie van werknemer
De kantonrechter stelt vast dat partijen van mening verschillen of werknemer de functie heeft van inpakker, en of zijn arbeidsplaats door de reorganisatie is komen te vervallen. In dit verband heeft te gelden dat niet de naam van de functie, maar de feitelijke werkzaamheden doorslaggevend zijn. Werknemer stelt dat hij, na zijn succesvolle re-integratie, nog altijd de functie heeft van operator, met aangepaste werkzaamheden, althans dat hij inmiddels de functie heeft van productiemedewerker. De kantonrechter volgt hem daarin niet. Senzora heeft ter zitting onweersproken aangevoerd dat een operator onder meer verantwoordelijk is voor het draaiend houden van een productielijn en zorg dient te dragen voor productiedocumentatie. Gelet op de verantwoordelijkheden en vaardigheden die bij deze functie horen, kan niet volgehouden worden dat werknemer de functie vervult van operator (met aangepaste werkzaamheden). De stelling dat werknemer thans werkzaam is als productiemedewerker leidt evenmin tot een ander oordeel, nu Senzora onweersproken heeft aangevoerd dat op de productieafdelingen slechts sprake is van twee verschillende functies, namelijk die van operator en inpakker.
Bedrijfseconomische noodzaak
Ten aanzien van de bedrijfseconomische noodzaak van de verkoop van de afdeling suikerwerk heeft te gelden dat werknemer deze niet heeft betwist, zodat van die noodzaak kan worden uitgegaan. In het kader van een reorganisatie heeft Senzora ervoor gekozen om alle arbeidsplaatsen van inpakkers te laten vervallen en de aan deze functie verbonden werkzaamheden te laten verrichten door operators. Deze keuze betreft een beleidskeuze, waarvoor Senzora geen nadere onderbouwing hoeft te geven. De kantonrechter acht de betreffende keuze in de gegeven omstandigheden niet onredelijk en het staat Senzora dan ook vrij deze beleidskeuze te maken.
Passende werkzaamheden
Werknemer stelt dat het inpakwerk overgaat naar de operators en dat, nu hij de functie van operator ook jarenlang heeft gehad, die werkzaamheden voor hem passend zijn. De kantonrechter acht deze redenering onbegrijpelijk, nu vaststaat dat werknemer niet langer in staat is de werkzaamheden behorend bij de functie van operator uit te voeren, terwijl hij zich anderzijds op het standpunt stelt dat de werkzaamheden van een inpakker voor hem veel te zwaar zijn. Een beroep op het Goldsteen/Roeland-arrest (HR 13 december 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0448, NJ 1992, 441) faalt, nu dit arrest ziet op een situatie van arbeidsongeschiktheid en niet, zoals het onderhavige geval, op een volledig gere-integreerde werknemer die te maken krijgt met een reorganisatie. Ook ziet de kantonrechter geen reden om te oordelen dat herplaatsing van werknemer binnen een redelijke termijn in een andere passende functie nog mogelijk is. Met inachtneming van het vorenstaande acht de kantonrechter Senzora’s verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijsbaar.
Transitievergoeding en billijke vergoeding
Werknemer verzoekt primair om toekenning van de in het sociaal plan genoemde transitievergoeding. Voor die toekenning bestaat echter geen aanleiding, nu werknemer niet tot ondertekening van de aan hem toegestuurde vaststellingsovereenkomst is overgegaan. De stelling dat in het sociaal plan een verboden onderscheid wordt gemaakt tussen werknemers die vrijwillig aan hun ontslag meewerken en werknemers die verweer voeren, wordt niet gevolgd. Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van gelijke gevallen, nu aannemelijk is dat het dienstverband van de werknemers die tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst zijn overgaan, eerder beëindigd is. Van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel is aldus geen sprake. Werknemer kan derhalve slechts aanspraak maken op een transitievergoeding ex artikel 7:673 BW. Voorts ziet de kantonrechter evenmin aanleiding voor de toekenning van een billijke vergoeding, daar niet is gebleken dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van Senzora.