Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 16 augustus 2017
ECLI:NL:RBMNE:2017:4239
werknemer/werkgeefster c.s.
Feiten
Werknemer is op 21 mei 2007 in dienst getreden van werkgeefster. In februari 2014 hebben werkgeefster en Bedrijf X overeenstemming bereikt over uitbesteding van werkzaamheden. Partijen zijn in een mantelovereenkomst overeengekomen dat Bedrijf X twee medewerkers van werkgeefster (waaronder werknemer) zal overnemen op basis van overgang van onderneming. Werknemer is hierover bij brief van 28 februari 2014 bericht. In de brief staat tevens dat Bedrijf X de arbeidsvoorwaarden van werknemer overneemt. Bij brief van 13 oktober 2014 heeft Bedrijf X aan werknemer bericht dat zij al haar activiteiten heeft gestaakt en dat bij het UWV een ontslagvergunning voor werknemer is aangevraagd. Het UWV heeft beslist dat de ontslagvergunning niet wordt verleend, omdat er geen sprake is geweest van een overgang van onderneming. Op 3 februari 2015 is op eigen verzoek het faillissement van Bedrijf X uitgesproken. Ook de curator heeft zich op het standpunt gesteld dat werknemer nooit in dienst is geweest van Bedrijf X en vordert het onverschuldigd betaalde loon terug van werknemer. Werknemer heeft werkgeefster bij brief van 14 juli 2015 in gebreke gesteld ter zake van de betaling van salaris en zich beschikbaar gesteld voor de bedongen werkzaamheden. Werknemer vordert onder meer een verklaring voor recht dat hij (ook na 1 maart 2014) in dienst is gebleven van werkgeefster en betaling van het achterstallig loon over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. Tevens vordert hij jegens alle negen gedaagden (waaronder ook de bestuurders van werkgeefster) een verklaring voor recht dat zij jegens hem aansprakelijk zijn op grond van een onrechtmatige daad voor de volledige schade die hij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de door gedaagden geconstrueerde overgang van onderneming.
Oordeel
De vraag die centraal staat is of het tweede onderdeel van de mantelovereenkomst, de overgang van de arbeidsovereenkomsten met werknemer een schijnconstructie is. Geconcludeerd wordt dat dit zeker niet het geval is. Het staat buiten kijf dat partijen bij de mantelovereenkomst de overgang van de arbeidsovereenkomsten van werkgeefster naar Bedrijf X hebben beoogd. De mantelovereenkomst kwalificeert voor wat betreft de overdracht van de arbeidsovereenkomsten als een akte in de zin van artikel 6:159 BW (contractsoverneming). Aan de overdracht van de rechtsverhouding heeft werknemer meegewerkt. Hij heeft immers, weliswaar op grond van (mogelijk onjuiste en in ieder geval onvolledige) voorlichting van de kant van werkgeefster, aangenomen dat zijn arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2014 was overgegaan op Bedrijf X en is om die reden Bedrijf X als zijn werkgever gaan beschouwen. Uit de mantelovereenkomst blijkt echter ook dat de contractsoverneming voor bepaalde tijd is aangegaan en tussentijds opzegbaar was. De schriftelijke opzegging van de mantelovereenkomst door Bedrijf X per e-mail van 1 oktober 2014 heeft aan de contractsoverneming dus een einde gemaakt. Daardoor is werknemer vanaf 6 oktober 2014 weer in dienst van werkgeefster en heeft werkgeefster de arbeidsovereenkomst met werknemer weer teruggekregen. Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde verklaring voor recht in zoverre toewijsbaar is dat voor recht zal worden verklaard dat werknemer vanaf 6 oktober 2014 weer in dienst is van werkgeefster. Verder volgt uit het voorgaande dat werkgeefster veroordeeld kan worden tot doorbetaling van loon vanaf 6 oktober 2014. Omdat werkgeefster door middel van de contractsoverneming alle rechten en plichten van Bedrijf X jegens werknemer heeft overgenomen, is zij ook gehouden het achterstallige loon aan werknemer over de periode tot 6 oktober 2014 te betalen. De kantonrechter gaat ervan uit dat de curator van Bedrijf X geen recht heeft op terugbetaling van loon. Bedrijf X heeft niet onverschuldigd aan werknemer betaald omdat sprake is geweest van (tijdelijke) contractsoverneming en Bedrijf X in de periode tot 6 oktober 2014 de werkgever van werknemer is geweest. De vorderingen tegen de overige gedaagden zijn deels gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid en deels op gewone onrechtmatige daad. Alvorens verder te kunnen beslissen op die vorderingen heeft de kantonrechter behoefte aan nadere informatie. Daartoe wordt de zaak naar de rol verwezen.