Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werkneemster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 17 november 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:4576

werkgeefster/werkneemster

Uitleg afspraak bij beëindiging arbeidsovereenkomst. Betekenis van compensatieregeling moet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen.

Feiten

Werkneemster was van 1 oktober 2009 tot 1 februari 2012 werkzaam bij werkgeefster. Werkneemster is op verzoek van werkgeefster met ingang van 1 februari 2012 in dienst getreden bij bedrijf X, een zusterbedrijf van werkgeefster. Werkgeefster heeft in een brief van 31 januari 2012 afspraken bevestigd met betrekking tot haar uitdiensttreding. In deze brief is onder meer vermeld dat werkneemster vanwege het wegvallen van de buitenlandvergoeding en woonvergoeding gedurende twee jaar gecompenseerd wordt middels een eenmalige uitkering van bruto € 85.853,99. Werkneemster heeft in een brief van 28 februari 2012 haar arbeidsovereenkomst met bedrijf X opgezegd. Werkgeefster heeft het bedrag van € 85.853,99 niet aan werkneemster voldaan, omdat zij van oordeel is dat het bedrag bestemd was ter compensatie van de komende twee jaar. Werkneemster heeft in de procedure in eerste aanleg, kort weergegeven, gevorderd werkgeefster te veroordelen tot betaling van € 85.853,99. De kantonrechter heeft op 9 april 2014 de vordering van werkneemster toegewezen. Werkgeefster is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen.

Oordeel

Partijen verschillen van mening over de uitleg van de ‘Compensatie buitenlandregeling’. Volgens werkneemster is overeenstemming bereikt over een ‘afkoopbedrag’ van € 85.583,99 bruto, zijnde de buitenlandvergoeding gedurende twee jaar, zonder dat deze twee jaar enige andere of aanvullende betekenis had. Volgens werkgeefster zou werkneemster gedurende maximaal twee jaar worden gecompenseerd voor het wegvallen van de buitenlandvergoeding en werd de compensatie toegekend vanuit een wederzijds commitment dat werkneemster voor ten minste drie jaar werkzaam zou zijn voor bedrijf X. Door nog geen maand na de overstap haar dienstverband met bedrijf X op te zeggen, kan werkneemster volgens werkgeefster geen aanspraak maken op betaling van de (volledige) compensatie, nu de deze uitsluitend was bedoeld ter compensatie van het daadwerkelijk gedurende minimaal twee jaar mislopen van de buitenlandvergoeding en het uitgangspunt dat werkneemster gedurende langere tijd bij bedrijf X werkzaam zou zijn. De kantonrechter heeft in het vonnis van 9 april 2014 overwogen dat werkgeefster onvoldoende onderbouwd had betoogd dat het uitgangspunt, dat werkneemster bij bedrijf X zou blijven, aan de compensatie(regeling) was gekoppeld, en geoordeeld dat aan bewijslevering op dat punt niet werd toegekomen. Werkgeefster heeft in hoger beroep ter nadere onderbouwing van haar standpunt een verklaring van haar directeur HR in het geding gebracht. In deze verklaring is onder meer opgenomen dat er diverse keren over en weer een commitment naar elkaar is uitgesproken. Er is in deze gesprekken altijd over circa drie jaar gesproken. Het uitgangspunt van alle gesprekken was dat de tegemoetkoming die door werkgeefster gegeven zou worden voor het wegvallen van de toeslagen, gebaseerd was op het door werkneemster uitgesproken commitment om in België de uitdaging voor een aantal jaren aan te gaan. Er was dan ook geen enkele aanleiding geweest om afspraken te maken over een terugbetalingsregeling bij een eventueel vertrek van werkneemster. Het hof overweegt als volgt. De betekenis van de onderhavige compensatie(regeling) moet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uit een en ander volgt dat redelijkheid en billijkheid hierbij een rol spelen. Gelet op het door werkgeefster gevoerde gemotiveerde verweer tegen de door werkneemster voorgestane gemeenschappelijke partijbedoeling en uitleg van de compensatie(regeling), zal werkneemster – nu volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast hiervan op haar rust omdat zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept als grondslag voor haar vordering – tot bewijslevering worden toegelaten. In afwachting van bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.