Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Comserve Network Netherlands B.V.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 juni 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:2735

werknemer/Comserve Network Netherlands B.V.

Werknemers die door een wijziging van standplaats van 31 km reistijd naar 136 km reistijd gaan, hebben recht op een gedeeltelijk compensatie van de reiskosten en reisuren. Dat werknemers gedurende diverse jaren een extra (bonus) betaling hebben ontvangen, maakt niet dat sprake is van een arbeidsvoorwaarde.

Feiten

Werknemers zijn op respectievelijk 1 juni 2005 (werknemer 1 ) en 1 september 2007 (werknemer 2 ) in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Comserve in de functie van monteur. Tot 1 april 2015 zijn zij werkzaam geweest op de serviceafdeling in [vestigingsplaats] van de rechtsvoorganger van Comserve. Met ingang van 1 april 2015 is sprake van overgang van onderneming. Van 1 april tot 22 april 2015 zijn werknemers vrijgesteld van werkzaamheden. Vanaf 22 april 2015 geldt standplaats 1 als hun standplaats. De afstand woon-werkverkeer naar standplaats 2 was 31 km enkele reis voor beide werknemers. De afstand woon-werkverkeer naar standplaats 1 is voor werknemer 2 133 kilometer enkele reis en voor werknemer 1 136 kilometer enkele reis. In eerste aanleg vorderden werknemers – voor zover in hoger beroep nog van belang – veroordeling van Comserve tot betaling van een maandelijkse reiskostenvergoeding. In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter Comserve veroordeeld tot betaling van een reiskostenvergoeding (lager dan gevorderd). Werknemers hebben geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van hun vorderingen in eerste aanleg.

Oordeel

Partijen twisten dus over de reiskostenvergoeding, buitengerechtelijke incassokosten, een reistijdvergoeding en de betaling van een jaarlijkse bonus. Het hof zal die onderwerpen achtereenvolgens bespreken. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat noch uit de arbeidsovereenkomst, noch anderszins is af te leiden dat tussen de werknemers en de rechtsvoorganger van Comserve een vaste reiskostenvergoeding per kilometer is overeengekomen. Dat betekent dat de vordering op die grond niet toewijsbaar is. Een en ander neemt niet weg dat sprake is van een wijziging van de arbeidsovereenkomst. Partijen hebben niet aangevoerd dat een schriftelijk wijzigingsbeding is overeengekomen. De wijziging van de arbeidsovereenkomst wordt beheerst door het bepaalde in artikel 7:611 BW. Deze standplaatswijziging leidt bij benadering tot een verviervoudiging van de enkele reisafstand woon-werkverkeer (van ruim 30 kilometer naar ruim 130 kilometer) die geheel in de risicosfeer ligt van Comserve. Van Comserve mag in dat kader als goed werkgever worden verwacht dat zij een redelijk voorstel doet dat voorziet in een (eventueel gefaseerd af te bouwen) tegemoetkoming voor de te maken extra reiskosten. De door Comserve zelf aangeboden tegemoetkoming gedurende de eerste zes maanden voldoet daar niet aan. Naar het oordeel van het hof zijn de door de kantonrechter toegewezen bedragen vanaf 22 april 2015 met de daarin voorziene geleidelijke, gefaseerde afbouw gedurende vier jaar alleszins redelijk. Het hof realiseert zich dat daarmee niet alle reiskosten blijvend volledig vergoed worden. De werknemers vorderen veroordeling van Comserve tot betaling van een maandelijkse tegemoetkoming van 20 uren reistijd per maand tegen hun destijds geldende uurloon. Het verweer van Comserve dat de kantonrechter bij de bepaling van de reiskostenvergoeding reeds rekening heeft gehouden met de reistijd verwerpt het hof. In hoger beroep moet beoordeeld worden of naast deze tegemoetkoming in de reële reiskosten nog plaats is voor een tegemoetkoming in verband met de reisuren. Daarbij acht het hof de volgende feiten en omstandigheden relevant: de standplaatswijziging ligt geheel in de risicosfeer van Comserve; de werknemers werken blijkbaar voltijd. Het hof schat de gemiddelde reisduur van werknemers, gelet op het feit dat sprake is van ruim 200 kilometer extra reisafstand per dag op minimaal 2 uur. Het hof zal dan ook per maand uitgaan van een extra reisduur van minimaal 40 uur. Gelet op de hiervoor in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, mag van Comserve als goed werkgever worden verwacht dat zij de werknemers gedurende enige tijd tegemoet komt voor deze aanzienlijke extra reistijd als gevolg van de standplaatswijziging. Het hof acht een jaarlijks af te bouwen tegemoetkoming op basis van respectievelijk 15, 10 en 5 te verlonen uren per werknemer per maand redelijk. De werknemers menen daarnaast nog recht te hebben op de jaarlijkse bonusbetaling met ingang van 2015. De werknemers hebben hun stelling dat sprake is van een arbeidsvoorwaarde onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat zij gedurende diverse jaren een extra betaling hebben ontvangen is daartoe onvoldoende. Nu geen andere grondslag wordt aangevoerd zal deze vordering worden afgewezen.