Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 21 augustus 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:7492
werknemer/Openbaar Onderwijs Groep Groningen
Feiten
In de periode van 14 december 2012 tot het begin van de zomervakantie van 2013 was werknemer werkzaam in de functie van invaldocent Duits op basis van een met O2G2 gesloten arbeidsovereenkomst. Na het einde van het dienstverband met O2G2 heeft werknemer gesolliciteerd naar een functie als invaldocent bij de RSG J. Daarbij heeft werknemer zonder voorafgaand overleg het C College opgegeven als referent. De RSG J heeft vervolgens per e-mail informatie gevraagd aan het C College. Het C College heeft telefonisch informatie verstrekt aan de RSG J. De informatie is verstrekt door een stafmedewerker P &O, B. Werknemer heeft op 10 november 2014 B gemaild met de boodschap dat hij zojuist had gehoord dat hij niet werd aangenomen als gevolg van de referentie en hij heeft haar een reactie gevraagd. Werknemer heeft O2G2 gedagvaard voor de kantonrechter. Hij heeft onder meer gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat het handelen van B jegens hem onrechtmatig is. Nadat O2G2 verweer had gevoerd en partijen hadden gerepliceerd en gedupliceerd, heeft de kantonrechter de vorderingen van werknemer afgewezen, met veroordeling van werknemer in de proceskosten.
Oordeel
Met grief 2 betoogt werknemer dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat mevrouw B in haar functie als stafmedewerker van het C College een referentie had mogen verstrekken. Het hof kan werknemer hierin niet volgen. Werknemer heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt waarom het afgeven van een referentie door een stafmedewerker P&O onrechtmatig zou zijn. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat wanneer een sollicitant in een sollicitatieprocedure zijn ex-werkgever aanwijst als referent, hij daarmee toestemming geeft in het afgeven van gegevens over zijn persoon en over zijn functioneren (vergelijk art. 6 lid 1 sub 1 van de op 25 mei 2018 in werking getreden Algemene verordening gegevensbescherming en art. 8 van de tot die datum geldende Wet bescherming persoonsgegevens). Deze informatie kan, zoals ook door werknemer tijdens de zitting is erkend, zowel positief als negatief voor de persoon in kwestie uitpakken. Wanneer een sollicitant bepaalde negatieve informatie van de referentie over zijn persoon of functioneren wil uitsluiten, dient hij dat expliciet bij de referent aan te geven (zie ook art. 7:656 lid 3 BW over het getuigschrift). De referent kan dan op zijn beurt een afweging maken of hij nog wel een referentie wil afgeven. Hij zal een correct beeld van de betrokken persoon aan de ‘potentiële’ werkgever moeten verstrekken. Het onthouden van noodzakelijke informatie kan immers onzorgvuldig handelen (en daarmee aansprakelijkheid voor de schade) jegens deze derde (‘nieuwe werkgever’) opleveren (vergelijk art. 7:656 lid 5 BW inzake een onjuiste weergave van feiten in een getuigschrift). Bij het verstrekken van een referentie geldt daarom als uitgangspunt dat zo veel mogelijk relevante informatie, ofwel informatie die van belang is voor het functioneren van de sollicitant, aan de ‘potentiële werkgever’ mag – en zelfs moet – worden verstrekt. In het licht van het voorgaande mocht O2G2 belastende informatie over werknemer aan de ‘potentiële werkgever’, RSG J, doorgeven. Cruciaal in dit alles is dat werknemer in het door hem overgelegde cv, behorend bij de sollicitatiebrief aan O2G2, het dienstverband met het E College had verzwegen. Het onvolledige cv, mede gelet op de korte duur van het dienstverband tussen O2G2 en werknemer, de impact die dergelijke informatie blijkt te hebben op de schoolgemeenschap en de noodzaak om leerlingen te beschermen tegen mogelijk ongewenst gedrag van docenten, brengt mee dat deze informatie kon worden gedeeld met RSG J. Nu volgens het hof geen sprake is geweest van onzorgvuldig handelen van O2G2 jegens werknemer door een onjuiste referentie, is het niet relevant of werknemer daardoor niet door RSG J in dienst is genomen (grief 1). De slotsom is dat alle grieven falen. Het hof zal het vonnis van de rechtbank dan ook bekrachtigen.