Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 1 juli 2019
ECLI:NL:RBAMS:2019:4546
Federatie Nederlandse Vakbeweging c.s./Helpling Netherlands B.V.
Feiten
Helpling Netherlands B.V. (hierna: Helpling) exploiteert een online platform waar schoonmakers en huishoudens (de klanten) afspraken kunnen maken over uit te voeren huishoudelijke werkzaamheden. Kort gezegd is de werking van het platform als volgt. De klant en de schoonmaker kunnen op dat platform beiden een profiel aanmaken. De klant kan aan de hand van in te vullen zoekcriteria een schoonmaakklus aanbieden aan één of meer schoonmakers die voldoen aan de opgegeven criteria. Wie de klus aangeboden krijgt, bepaalt de klant. De schoonmaker kan de klus vervolgens accepteren of weigeren. In deze procedure staat de vraag centraal of sprake is van een arbeidsovereenkomst dan wel een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers en of dientengevolge de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna: de CAO) van toepassing is. Meer subsidiair is in geschil of sprake is van arbeidsbemiddeling in de zin van de Waadi en of daarmee het commissiesysteem van Helpling (tot ruim 32% van het ontvangen loon) in strijd is met de wet.
Oordeel
Arbeidsovereenkomst
Tussen partijen is met name in geschil of in deze situatie sprake is van een gezagsverhouding tussen de schoonmaker en Helpling. Beoordeeld dient te worden of Helpling de bevoegdheid heeft om de schoonmaker instructies te geven bij de uitvoering van het werk. Dat Helpling telefonisch dan wel op haar website tips geeft over hoe bepaalde schoonmaakwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd of hoe een schoonmaker kan omgaan met vragen of klachten van een klant maakt naar het oordeel van de kantonrechter nog niet dat sprake is van gezag. Dat Helpling de faciliteiten biedt om facturen te sturen, de agenda te beheren, contact te hebben met de klant en dat zij, indien zij te veel klachten over een schoonmaker ontvangt het account kan blokkeren, leidt ook niet tot het oordeel dat Helpling gezag uitoefent. Daarmee biedt Helpling immers slechts de faciliteiten om de werkzaamheden af te stemmen en uit te voeren en draagt zij zorg voor een betrouwbare en goed onderhouden website. De schoonmaker kan de werkzaamheden naar eigen inzicht invullen op het moment dat de schoonmaker bepaalt, stelt op het platform zelf in welke vergoeding hij daarvoor wenst te ontvangen en dient instructies van de klant waar hij werkzaam is op te volgen. Niet is gebleken dat de schoonmaker ten opzichte van Helpling andere verplichtingen heeft dan zich te houden aan de algemene voorwaarden voor het gebruik van de faciliteiten van het platform. Voorts staat het een schoonmaker vrij om een aanbod van een klant al dan niet te accepteren of met de klant af te spreken dat de werkzaamheden op een ander moment worden uitgevoerd. Geoordeeld wordt dan ook dat geen sprake is van een gezagsverhouding en daarmee van een arbeidsovereenkomst tussen Helpling en de schoonmaker.
Uitzendovereenkomst
Uit het voorgaande volgt dat aan de definitie van de uitzendovereenkomst van artikel 7:690 BW (deze veronderstelt immers het bestaan van een arbeidsovereenkomst) niet is voldaan. De verklaring voor recht dat sprake is van een uitzendovereenkomst wordt dan ook afgewezen. Nu noch sprake is van een arbeidsovereenkomst, noch van een uitzendovereenkomst, is de CAO niet van toepassing op de relatie tussen de schoonmakers en Helpling.
Arbeidsbemiddeling
De kantonrechter oordeelt dat tussen de klant en de schoonmaker een arbeidsovereenkomst tot stand komt, waarbij Helpling door middel van het door haar ingerichte platform een actieve rol speelt. Daarmee wordt voldaan aan de vereisten van artikel 1 lid 1 sub b Waadi, aangaande arbeidsbemiddeling. Nu sprake is van arbeidsbemiddeling is daarop artikel 3 lid 1 Waadi van toepassing. Daarin staat dat bij het verrichten van arbeidsbemiddeling geen tegenprestatie van de werkzoekende mag worden bedongen, het zogenoemde betaalverbod. Het commissiesysteem van Helpling (tot ruim 32% van het ontvangen loon) is daarmee in strijd met de wet. Omdat het een relatief nieuwe vorm van dienstverlening is waarbij onzekerheid bestaat over de kwalificatie van de werkvormen, acht de kantonrechter het echter wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid om met terugwerkende kracht de ingehouden commissies te verbieden.