Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 9 september 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:8202
werkneemster/Rotterdamse Elektrische Tram N.V.
Feiten
Werkneemster is op 15 mei 2006 bij de Rotterdamse Elektrische Tram N.V. (hierna: RET) in dienst getreden. Zij was laatstelijk werkzaam in de functie van trambestuurster. Op 27 april 2017 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen een bus en een tram van RET. Werkneemster bestuurde de tram en had bij het wegrijden van de halte haar telefoon in haar hand. Zij is hierop aangesproken door RET bij brief van 1 mei 2017. Op 18 april 2019 is werkneemster ’s ochtends door twee sectiechefs gezien bij de halte Valkenoordseviaduct met haar werktelefoon in haar hand, onderwijl de tram opschakelend. Diezelfde dag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werkneemster en haar direct leidinggevende, waarbij werkneemster het voorval heeft toegegeven. Vervolgens heeft RET werkneemster per direct geschorst. Op 2 mei 2019 is werkneemster op staande voet ontslagen vanwege het voorval van 18 april 2019. Werkneemster verzoekt het ontslag op staande voet te vernietigen. RET verzoekt voor zover het ontslag op staande voet geen stand houdt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair vanwege verwijtbaar handelen van werkneemster en subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding.
Oordeel
Ontslag op staande voet
De kantonrechter overweegt dat het op zich juist is dat een werkgever bij een ontslag op staande voet de nodige zorgvuldigheid jegens een werknemer dient te betrachten. Daarbij is het niet ongebruikelijk dat er een onderzoek wordt ingesteld als er sprake is van vermoedens die nader geconcretiseerd moeten worden of het horen van de werknemer. In dit geval heeft werkneemster de verweten gedraging echter ogenblikkelijk erkend, zodat een onderzoek ten aanzien van het feitencomplex niet voor de hand lag. Aangezien RET op 18 april 2019 al van het zich voordoen van de – in haar visie – dringende reden op de hoogte was, moet worden geoordeeld dat het ontslag op 2 mei 2019 – dus twee weken later – niet onverwijld is gegeven. Vernietiging van het ontslag op staande voet volgt.
Ontbinding – e-grond
De kantonrechter acht de gedraging van werkneemster wel degelijk verwijtbaar, aangezien het in strijd is met de regels van het cabinebeleid om een mobiele telefoon vast te hebben tijdens het rijden en werkneemster bovendien een beroepsbestuurder is die de verantwoording draagt over een tram met zich daarin bevindende passagiers. Echter, het handelen is niet dusdanig verwijtbaar dat van RET in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daartoe acht de kantonrechter redengevend dat RET zelf geen eenduidig en consistent beleid voert ingeval een medewerker tijdens het besturen van een voertuig met een telefoon in zijn hand wordt gezien. Daarbij komt dat is gebleken dat RET in andere vergelijkbare gevallen – zonder aanwijsbare en verifieerbare reden – minder streng is opgetreden. Hoewel werkneemster op zichzelf als een gewaarschuwd werknemer kan worden beschouwd, gelet op de schriftelijke waarschuwing van 1 mei 2017, hoefde zij redelijkerwijs niet te verwachten dat haar arbeidsovereenkomst bij een nieuwe overtreding zou worden beëindigd.
Ontbinding – g-grond
Met werkneemster is de kantonrechter van oordeel dat van een ernstige schending van de vertrouwensband geen sprake is, alleen al vanwege de omstandigheid dat andere medewerkers eveneens bij herhaling onveilig rijgedrag hebben vertoond en in die soortgelijke gevallen geen sprake was van een dusdanig ernstige schending van de vertrouwensband dat dat zou moeten leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Conclusie
De conclusie van het voorgaande is dat het ontslag op staande voet wordt vernietigd en dat de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden. RET dient werkneemster toe te laten tot de gebruikelijke werkzaamheden.