Naar boven ↑

Rechtspraak

RBC Special Services B.V./Mastermind Security B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 2 januari 2020
ECLI:NL:RBZWB:2020:1651
Werkgever (latende partij) komt geen zelfstandig beroep toe op cao-artikel aangaande werkgelegenheid bij contractswisseling. Alleen individuele werknemers kunnen zich hierop beroepen, waarbij het doel is hen te faciliteren een arbeidsovereenkomst af te dwingen bij de verwervende partij.

Feiten

RBC Special Services B.V. (hierna: RBC) en Mastermind Security B.V. (hierna: Mastermind) leveren werknemers in (onder andere) de particuliere beveiliging. Op 11 september 2017 heeft RBC een raamovereenkomst gesloten met bedrijf X, behorend tot groep X (hierna: de groep), waarin is opgenomen dat RBC per purchase order werknemers ten behoeve van objectbeveiliging levert aan X of andere ondernemingen in de groep. Op de arbeidsovereenkomsten van werknemers van RBC, die bij de groep zijn geplaatst, is de Cao Particuliere Beveiliging (hierna: de Cao) van toepassing. De bepalingen ervan zijn thans algemeen verbindend verklaard. In artikel 95B is een bepaling opgenomen over werkgelegenheid bij contractswisseling bij meer dan 15.000 uur. In mei 2019 heeft RBC de overeenkomst met de groep opgezegd vanwege een geschil over aanpassing van de door haar in rekening te brengen tarieven. De groep is niet op een vervolgaanbod van RBC ingegaan, maar is een overeenkomst aangegaan met Mastermind. RBC vordert Mastermind te veroordelen om met terugwerkende kracht het personeel op de locatie Pernis over te nemen als opvolgend werkgever conform artikel 95B Cao, RBC bij wijze van schadevergoeding schadeloos te stellen voor de betaalde personeelskosten vanaf 1 oktober 2019 voor de op die locatie voorheen werkzame werknemers en om vanaf 1 januari 2020 het personeel op de locaties Schiedam en Gorinchem over te nemen als opvolgend werkgever conform artikel 95B Cao.

Oordeel

Spoedeisend belang

Nu een deel van de werknemers van RBC al niet meer te werk gesteld kan worden bij de groep en een deel van de werknemers van RBC vanaf 1 januari 2020 niet meer te werk kan worden gesteld bij de groep, ligt het spoedeisend belang in de aard van de vordering tot overname van de werknemers besloten.

Zelfstandig beroep op artikel 95B Cao

De voorzieningenrechter kan de stelling zijdens RBC, dat haar een zelfstandig beroep op artikel 95B van de Cao toekomt, niet volgen. Het artikel spreekt van het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen in de werkgelegenheid en houdt een waarborg in dat werknemers van de latende partij (in casu RBC) een arbeidsovereenkomst met dezelfde voorwaarden krijgen aangeboden van de verwervende partij (in casu Mastermind). Dat het artikel is geschreven vanuit het belang van de werknemer volgt bijvoorbeeld ook uit het feit dat niet wordt uitgesloten dat de werknemer bij de latende partij in dienst blijft. In bijlage 9 bij de Cao, behorend bij voornoemd artikel van de Cao, wordt voorts gesproken van de rechten van de werknemers op grond van artikel 95B van de Cao. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat enkel individuele werknemers een beroep kunnen doen op dit artikel, waarbij het doel van het artikel is hen te faciliteren een arbeidsovereenkomst af te dwingen bij de verwervende partij. De door RBC bepleite benadering zou de latende partij ook een onredelijk sterke positie geven ten opzichte van potentiële nieuwe opdrachtnemers en ten opzichte van de opdrachtgever. De latende partij kan dan op ieder moment besluiten de eerder door haar verworven opdracht op te zeggen zonder voor haar enig risico en vervolgens afdwingen dat haar werknemers worden overgenomen door de verwervende partij, overigens zonder dat de werknemers de wens daartoe hebben geuit. Dat zou ertoe kunnen leiden dat potentiële andere opdrachtnemers afzien van de opdracht en de opdrachtgever zich weer bij de oorspronkelijk opdrachtnemer zal moeten melden om een nieuwe overeenkomst aan te gaan. Concluderend is de voorzieningenrechter van oordeel dat artikel 95B Cao strekt ter bescherming van werknemers en niet ter bescherming van de latende partij, zodat RBC geen zelfstandig beroep op voornoemd artikel toekomt. De vorderingen worden afgewezen.