Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Protestantse Gemeente
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 25 november 2020
ECLI:NL:RBNNE:2020:4524
Op basis van de kerkelijke rechtspositionele regelingen wordt geoordeeld dat predikant X niet op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is bij Protestantse Gemeente. Protestantse Gemeente heeft de toegestane vrijheid genomen af te wijken van dwingendrechtelijke regels.

Feiten

Protestantse Gemeente maakt deel uit van de Protestantse Kerk in Nederland (hierna: PKN), een kerkgenootschap in de zin van artikel 2:2 BW. X is sinds 1986 predikant binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland, een van de gefuseerde kerkgenootschappen waaruit PKN in 2004 is ontstaan. Na een tussen X en Protestantse Gemeente gerezen conflict is X bij uitspraak van het Generale college voor de ambtsontheffing in de Protestantse Kerk in Nederland van 23 januari 2020 losgemaakt van Protestantse Gemeente. X heeft zich daarin berust en heeft wachtgeld ontvangen ten laste van PKN. De gemachtigde van X heeft de gemachtigde van Protestantse Gemeente aangeschreven met de mededeling dat X aanspraak maakt op een transitievergoeding. Namens Protestante Gemeente is gereageerd dat X geen aanspraak maakt op een transitievergoeding omdat een kerkelijke rechtsverhouding als deze niet wordt gereguleerd door Boek 7 titel 10 BW. Protestantse Gemeente legt verschillende bescheiden over waaruit moet blijken dat de overeenkomst tussen X en Protestantse Gemeente niet ingekleed is als een arbeidsovereenkomst. X verzoekt Protestante Gemeente te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding.

Oordeel

Vast staat dat er binnen PKN diverse rechtspositieregelingen gelden, zoals de Ordinantiën, de Generale regelingen en diverse uitvoeringsbepalingen. Uit deze regelingen blijkt dat er diverse soorten functionarissen binnen PKN werkzaam zijn. Voor sommige medewerkers is uitdrukkelijk bepaald dat zij worden aangesteld op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW. Ten aanzien van predikanten in gewone dienst, zoals X, geldt dit echter niet. In het samenstel van hetgeen in de Kerkorde, Ordinantiën en Generale regelingen is bepaald is een invulling gegeven aan de functie van predikant in gewone dienst die afwijkt van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in titel 10 van Boek 7 BW. Dit wordt het duidelijkst tot uitdrukking gebracht in de Ordinantie. De predikant in algemene dienst maakt onderdeel uit van de kerkenraad, het hoogste orgaan binnen de gemeente, en is in zijn functie niet ondergeschikt aan de gemeente of de kerkenraad (waar de predikant zelf ook deel van uitmaakt). In een arrest van de Hoge Raad is geoordeeld dat kerkgenootschappen volgens artikel 2:2 BW worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Een kerkgenootschap kan volgens de Hoge Raad de rechtsverhouding tot een geestelijk ambtsdrager in beginsel naar eigen inzicht vormgeven en kan daarbij afwijken van dwingend recht. Naar het oordeel van de kantonrechter is een predikant onmiskenbaar een geestelijk ambtsdrager zoals door de Hoge Raad is bedoeld. Uit dit arrest blijkt dat de rechtsverhouding met een predikant anders kan worden vormgegeven dan als een arbeidsovereenkomst volgens titel 10 van Boek 7 BW. Gelet op het voorgaande is daar naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval sprake van en heeft Protestantse Gemeente terecht gesteld dat de rechtsverhouding tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst sui generis en niet als een arbeidsovereenkomst. Verder vindt de kantonrechter geen aanknopingspunten om X alsnog een transitievergoeding toe te kennen vanwege redenen van zo fundamentele aard dat afwijking van dwingend recht, ondanks de aan de kerkgenootschappen toekomende inrichtingsvrijheid, niet kan worden aanvaard. Het verzoek van X wordt afgewezen.