Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 december 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:3398
Feiten
Werknemer is sinds 6 september 2010 in dienst van GVB Exploitatie B.V. (hierna: GVB), laatstelijk als trambestuurder. GVB heeft op verschillende manieren het (aangescherpte) verbod op het gebruik van de mobiele telefoon onder de aandacht gebracht. Op 20 september 2021 heeft GVB op haar intranet een bericht geplaatst met als kop ‘Externe controles telefoongebruik’. Met instemming van haar ondernemingsraad heeft GVB vanaf 20 september 2021 medewerkers van beveiligingsbureau Pinkerton ingezet, die controleren of een bestuurder het verbod op het gebruik van mobiele telefoons overtreedt en zo ja op welke wijze. GVB heeft op 23 juni 2023 op haar intranet een bericht geplaatst met als kop ‘Geen telefoongebruik in het voortuig tijdens je dienst’ waarin voor zover van belang het volgende staat: ‘Let op: het sanctiebeleid dat per 20 september 2021 is verscherpt geldt nog steeds. Bij gebruik van je mobiele telefoon moet je rekening houden met ontslag (op staande voet).’ Een ander bericht met als kop ‘Telefoongebruik op de tram in vele opzichten een groot risico’ vermeldt onder meer: ‘Afgelopen periode hebben we als GVB helaas afscheid moeten nemen van enkele collega trambestuurders. Doodzonde en des te pijnlijker omdat we deze collega’s hebben moeten ontslaan omdat ze een groot en cruciaal risico hebben genomen, namelijk actief telefoongebruik op de tram’. Op 21 augustus 2023 heeft werknemer tijdens zijn dienst zijn mobiele telefoon tussen zijn benen gehad, in zijn hand gehouden en ernaar gekeken. Op 21 en 22 augustus 2023 heeft GVB hierover gesprekken gevoerd met werknemer. Werknemer heeft (uiteindelijk) erkend dat hij de telefoon bij zich had, aan had staan en erop had gekeken, omdat hij zich zorgen maakte over zijn thuissituatie. Op 23 augustus 2023 is werknemer door GVB op staande voet ontslagen vanwege actief telefoongebruik. De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking onder meer het ontslag op staande voet vernietigd en het voorwaardelijk verzoek van GVB tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen. Tegen dit oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt GVB in hoger beroep op.
Oordeel
Ontslag op staande voet
Naar het oordeel van het hof is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven, omdat het voor werknemer onvoldoende kenbaar was dat GVB de hem verweten gedraging zou sanctioneren met de zwaarste sanctie in het arbeidsrecht, te weten ontslag op staande voet. Het hof is van oordeel dat GVB niet duidelijk genoeg over het voetlicht heeft gebracht dat in beginsel ontslag op staande voet volgt bij actief telefoongebruik. GVB heeft werknemer bestraft voor het overtreden van de regels van haar veiligheidsbeleid, te weten ‘het vasthouden van en kijken naar zijn telefoon tijdens zijn dienst’, terwijl voldoende aannemelijk is geworden dat GVB slechts op één moment, namelijk op 20 september 2021 via één communicatiekanaal, te weten een bericht op intranet, de mogelijkheid van ontslag op staande voet letterlijk heeft genoemd. In alle andere berichten ontbreken de woorden ‘op staande voet’. Het hof is van oordeel dat GVB haar beleid met dat ene (duidelijke) bericht onvoldoende kenbaar heeft gemaakt om daaraan de sanctie van een ontslag op staande voet te kunnen verbinden. Niet gebleken is dat werknemer bewust in strijd met de waarheid heeft verklaard in de zin dat hij in het eerste gesprek niet volledig is geweest. Overigens is deze omstandigheid ook niet ernstig genoeg om zelfstandig het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Het hof komt tot de conclusie komt dat de kantonrechter het ontslag op staande voet terecht heeft vernietigd.
E-grond
Het hof komt tot het oordeel dat de kantonrechter het ontbindingsverzoek ten onrechte heeft afgewezen op de e-grond. Werknemer heeft als trambestuurder één taak en dat is de passagiers (en de tram) op tijd en veilig van A naar B te brengen. Door tijdens het rijden op zijn mobiele telefoon te kijken terwijl hij die mobiele telefoon tussen zijn benen had liggen of in zijn hand hield, heeft werknemer zijn aandacht gedurende die momenten niet op de weg en het overige verkeer gehad. Daarmee heeft werknemer aanzienlijke risico’s voor de veiligheid van de passagiers, de overige verkeersdeelnemers, zichzelf en het materieel van GVB in het leven geroepen. Werknemer heeft met zijn gedragingen niet alleen gehandeld in strijd met het veiligheidsbeleid van GVB, maar ook met het bepaalde in artikel 61a RVV 1990 waarin het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden strafbaar is gesteld en gesanctioneerd wordt. De gedragingen van werknemer zijn naar het oordeel van het hof gelet op de aard van zijn functie en het beleid van GVB zodanig ernstig dat van GVB niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat de risico’s zich niet hebben verwezenlijkt en er zich geen ongelukken hebben voorgedaan of schade is opgelopen, maakt het voorgaande niet anders. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat werknemer sinds zijn tewerkstelling tot op heden kennelijk naar tevredenheid heeft gefunctioneerd, waarbij het hof nog opmerkt dat werknemer vanwege een medisch probleem na de bestreden beschikking niet steeds als bestuurder heeft gefunctioneerd. Dat betekent dat de kantonrechter het ontbindingsverzoek ten onrechte heeft afgewezen. Het hof zal bepalen dat de arbeidsovereenkomst zal eindigen op de kortst mogelijke datum. Nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, zal het verzoek van werknemer om toekenning van de transitievergoeding worden afgewezen. Voor toekenning van een billijke vergoeding aan werknemer bestaat evenmin aanleiding.