Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 21 september 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:4093

werknemer/werkgever

Te laat terugkeren van vakantie rechtvaardigt ontslag op staande voet, temeer nu werknemer werkgever ook niet heeft geïnformeerd over zijn te late terugkeer.

Feiten

Werknemer is sinds 1 november 2006 in dienst bij werkgever. Werknemer had van werkgever toestemming om van 1 tot en met 22 augustus 2016 op vakantie te gaan. Werknemer is echter pas op maandag 29 augustus weer op het werk verschenen. Werknemer gaf aan dat de versnellingsbak van zijn auto tijdens zijn vakantie in Griekenland kapot is gegaan en dat hij deze heeft moeten laten repareren alvorens hij terug naar Nederland kon komen. Werkgever heeft werknemer op 30 augustus 2016 op staande voet ontslagen met als reden dat werknemer van 23 tot en met 26 augustus 2016 ongeoorloofd afwezig is geweest, voor die afwezigheid geen deugdelijke verklaring heeft kunnen afleggen en werkgever daarover niet tijdig heeft geïnformeerd. Werknemer vordert onder meer vernietiging van het ontslag op staande voet. Werkgever vordert onder meer veroordeling van werknemer tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de verzoeken van werknemer afgewezen en het verzoek van werkgever tot toekenning van de gefixeerde schadevergoeding toegewezen. Tegen dit vonnis komt werknemer in hoger beroep.

Oordeel

Als verweer beroept werknemer zich in de eerste plaats op overmacht: de versnellingsbak van zijn auto is stuk gegaan wat hem verhinderde tijdig naar Nederland terug te keren. Werknemer heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van een toereikende overmacht. Uit de verklaring van de Griekse garagehouder blijkt niet dat zijn auto zodanig stuk was dat daarmee niet gereden kon worden. Ook blijkt niet van een reparatie (zelfs niet van een provisorische). In dit verband is opmerkelijk dat geen factuur is overgelegd of een bewijs van kwijting voor een betaling (bij een pinbetaling zou een bankafschrift kunnen worden overgelegd). Zo al een reparatie is uitgevoerd, dan blijkt nog niet wanneer dat was. De verklaring van de garagehouder laat ruimte voor de mogelijkheid van een reparatie op donderdag 18 en/of vrijdag 19 augustus 2016, waarna de auto eerst op maandag 22 augustus 2016 is opgehaald, hoewel dat wellicht ook op de voorafgaande vrijdag mogelijk was. Werknemer heeft hiervoor geen verklaring gegeven, terwijl bevraging ter zitting niet mogelijk was wegens zijn afwezigheid. Deze bevraging is ook niet mogelijk geweest ten aanzien van het verschil in de dag waarop de reparatie zou hebben plaatsgevonden. In het inleidend verzoekschrift noemt werknemer woensdag 24 augustus 2016 als reparatiedatum, waar de garage het heeft over de periode van 18 tot en met 22 augustus 2016. Bovendien wordt opgemerkt dat ook niet is gebleken van een reparatie in Nederland. De verklaring van de Nederlandse garagehouder is weliswaar geplaatst op een factuur, maar is geen factuur. De verklaring maakt overigens geen melding van een recent uitgevoerde (provisorische) reparatie. Voorts is van belang dat werknemer werkgever op geen enkele wijze, noch voorafgaand aan de dag dat hij het werk had moeten hervatten, noch in de week dat hij het werk had moeten hervatten, heeft geïnformeerd over het feit dat hij niet in staat was om tijdig terug te zijn van vakantie. Werknemer beroept zich op een defect dan wel verlies van zijn telefoon dat hem zou hebben verhinderd contact op te nemen met werkgever. Dit verweer wordt verworpen. Ook bij verlies of een defect van de eigen mobiele telefoon zijn er genoeg andere mogelijkheden om contact op te nemen vanuit Griekenland, bijvoorbeeld met gebruikmaking van de telefoon van de garagehouder. Ook het sturen van een mail, of sms was een optie geweest. Werknemer meent voorts dat het ontslag een disproportionele maatregel is. Volstaan had kunnen worden met een waarschuwing en/of een loonsanctie, zo stelt hij. Hij miskent daarmee dat over de duur van de vakantie vooraf overleg is geweest waarin hem onomwonden is duidelijk gemaakt dat hij op 23 augustus 2016 weer op het werk diende te verschijnen. Bij het negeren van het resultaat van dit overleg – en daarmee het doordrukken van de eigen zin – past niet een waarschuwing (werknemer had er al twee gehad), noch een loonstop (het verzoek om onbetaald verlof was in het gesprek van 21 juli 2016 afgewezen). Dat geldt temeer nu werknemer werkgever ook niet heeft geïnformeerd over zijn veel te late terugkeer van vakantie. Gelet op al deze omstandigheden en mede gelet op de leeftijd van werknemer, de duur van het dienstverband en de gevolgen die het ontslag voor werknemer zullen hebben (die zijn overigens niet uiteengezet), alles in samenhang beschouwd, kan van werkgever redelijkerwijs niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het gegeven ontslag op staande voet is derhalve gerechtvaardigd geweest.