Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 8 september 2017
ECLI:NL:RBROT:2017:7996
Stroomopwaarts MVS/werknemer
Feiten
Stroomopwaarts geeft uitvoering aan de Participatiewet, die per 1 januari 2015 onder andere de Wet sociale werkvoorziening (WSW) vervangt. Werknemer is per 1 mei 1979 in dienst getreden bij TBV, een van de dienstverleners die uitvoering gaf aan de WSW en per 1 juli 2015 is opgegaan in Stroomopwaarts. Werknemer heeft een WSW-indicatie. Op 13 april 2012 is werknemer diagnostisch onderzocht. Stroomopwaarts heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van (verwijtbaar) handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e jo. artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW dan wel artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Meer subsidiair stelt Stroomopwaarts zich op het standpunt dat het gedrag van werknemer en de incidenten die hebben plaatsgevonden waar hij bij betrokken was, hebben geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW. Zij heeft daaraan (kort gezegd) ten grondslag gelegd dat er sinds 1,5 jaar een stroom van incidenten heeft plaatsgevonden waarbij werknemer een grote rol speelde. Hij heeft zijn collega’s bedreigend benaderd en escalaties uitgelokt door zich discriminerend uit te laten tegenover collega’s en leidinggevenden. Het werd alleen maar slechter, met als dieptepunt een handgemeen op 8 november 2016 met een verstandelijk beperkte collega. Werknemer heeft primair verzocht het verzoek af te wijzen. Hij heeft daartoe met name aangevoerd dat hij — gegeven zijn beperkingen – niet (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld.
Oordeel
De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat de incidenten zoals door Stroomopwaarts omschreven daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Tussen partijen bestaat wel discussie over enkele details van die incidenten, maar de kern van de gebeurtenissen en de betrokkenheid van werknemer daarbij is door werknemer eigenlijk niet betwist. Gelet op de positie van Stroomopwaarts als werkgever in de sociale werkvoorziening en de doelstellingen die zij heeft om een veilige werkplek voor mensen met een beperking te creëren, ligt het in de lijn van de gebeurtenissen dat de arbeidsovereenkomst van partijen tot een einde komt. De kantonrechter vindt echter dat geen sprake is van verwijtbaar handelen aan de kant van werknemer. Uit het overgelegde onderzoeksverslag blijkt immers dat ook werknemer te maken heeft met een aantal beperkingen. Hieruit blijkt eveneens dat zijn reactie in een conflictsituatie vanwege zijn beperking agressief kan zijn. De kantonrechter is daarom van oordeel dat geen sprake is van verwijtbaar handelen in de zin van de wet. Gelet op het voorstaande zal de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijzen op grond van ex artikel 7:669 lid 3 aanhef en onderdeel g BW (verstoorde arbeidsverhouding). De datum van ontbinding wordt bepaald op 1 oktober 2017. Omdat geen sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen zal Stroomopwaarts worden veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding. Het verzoek om een billijke vergoeding wordt afgewezen. Niet gebleken is dat Stroomopwaarts ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.