Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 30 november 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:5251
werknemer/werkgever
Feiten
Werknemer is op 1 februari 2001 bij de vennootschap in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van medewerker schoonmaakonderhoud industrieel III. Werknemer was op zondag 26 januari 2017 bij de bierbrouwerij, een relatie van de vennootschap. Voor het bezoek aan de bierbrouwerij heeft werknemer gebruik gemaakt van een bedrijfsauto. Het bezoek aan de bierbrouwerij stond niet op de werkplanning van werknemer bij de vennootschap. De kantonrechter heeft beslist dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Tegen dit vonnis komt werknemer in hoger beroep.
Oordeel
De vennootschap heeft de redenen voor het ontslag op staande voet in een zeer uitvoerige brief van die datum beschreven. Werknemer heeft in zijn beroepschrift deze redenen zelf als volgt samengevat: (1) het verrichten van vloerenonderhoud bij de bierbrouwerij en het daarvoor ontvangen van geld; (2) het gebruik van de aan hem ter beschikking gestelde leaseauto voor privédoeleinden. Volgens vaste rechtspraak rust op de werkgever de bewijslast van het bestaan van de dringende reden. Werknemer heeft betwist dat hij op 26 februari 2017 vloerenonderhoud heeft verricht bij de bierbrouwerij en hij heeft ook betwist dat hij daarvoor betaling heeft ontvangen. Het hof zal de vennootschap in de gelegenheid stellen te bewijzen dat werknemer op 26 februari 2017 tegen betaling vloerenonderhoud heeft verricht bij de bierbrouwerij. Het hof verwerpt het betoog van werknemer dat hij zonder meer toestemming had om de auto ook privé te gebruiken. Dat betoog rijmt immers niet met onder meer de arbeidsovereenkomst en ‘verklaring geen privégebruik auto’ van de Belastingdienst, terwijl als onbetwist vaststaat dat de gebruikte auto een zogenaamd grijs kenteken had. Werknemer heeft de ontvangst van de brief van 6 augustus 2013 betwist (document d). Deze brief betreft een gespreksverslag van een op 5 augustus 2013 gevoerde bespreking over het privégebruik van de auto. In die brief is vermeld dat is besproken dat het absoluut niet is toegestaan om de auto privé te gebruiken, dat de vennootschap een ontslag op staande voet heeft overwogen en dat de vennootschap heeft besloten een laatste kans te geven aan werknemer. Verder wordt in die brief aangekondigd dat werknemer alsnog op staande voet zal worden ontslagen wanneer hij de bedrijfsauto nogmaals privé rijdt. Het hof zal de vennootschap in de gelegenheid stellen te bewijzen dat werknemer deze brief heeft ontvangen, dan wel dat de hiervoor vermelde inhoud van deze brief is besproken met werknemer. Het hof zal de vennootschap dus in de gelegenheid stellen tot bewijslevering. Het hof is van oordeel dat beide redenen ieder afzonderlijk het ontslag op staande voet kunnen dragen. Indien de vennootschap slechts slaagt in de bewijslevering van een van deze bewijsopdrachten, dan is het hof met de kantonrechter van oordeel dat de vennootschap een dringende reden had die een ontslag op staande voet rechtvaardigt.